Multatuli.online

16 maart 1867

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Twee dubbele velletjes postpapier, tot en met blz. 6 beschreven en als vouwbrief verzonden; op blz. 8 het adres: Monsieur C. Busken Huet Bloemendaal lez Harlem Holland. (M.M.)

Emile de Girardin: invloedrijk frans journalist, directeur van La Presse. Prof. Scholten: de leidse hoogleraar J.H. Scholten, een van de voormannen van het modernisme, publiceerde in februari 1867: ‘Supranaturalisme in verband met bijbel, christendom en protestantisme. Eene vraag de tijds beantwoord’.

Keulen 16 Maart 67

Waarde heer Huet, Ik was verheugd uw hand te zien, en liep na den ontvangst van uwen brief van gister, terstond naar de post. De chef der bestellers herinnerde zich zeer goed uwen brief te hebben gezien, en herkende zelfs uw hand (wat sterk was aan een zoo groot bureau als 't Keulsche.) Hy zelf, nu wetende dat ik dagelyks een Courant, en bovendien byna dagelyks brieven kryg, kon zich niet begrypen hoe 't mogelyk was dat de brochure (en ook waarschynlyk de brief) was gerenvoyeerd. De besteller die my had moeten kennen, was juist niet op 't bureau, en ik zal maandag terug komen. Intusschen dacht de bureauchef dat de brief even als het boekje werkelyk teruggezonden was, doch dat men den brief te Bloem. of Haarl. achter een tralieraampje gezet had, in plaats van hem u terug te geven. Hy vraagde hoe men wist dat gy de afzender der brochure waart? En zei: ‘dat men dit ten opzigte van den brief niet scheen te weten, en dus wachtte op uwe reclamatie’. Over 't terugzenden was hy overigens byna even boos als ik, en hy ontwapende my door z'n yver om de zaak optehelderen. Wedden durf ik niet, maar zweren wel (iersche distinctie tussen voorzigtigheid en waaghalzery) dat uw brief te Bloemendaal op de post ligt, wachtende op zekeren periodieken termyn (Ulto maart?) om te worden opgezonden naar den Haag, en daar te worden geopend. Gy weet dat er aldus duizenden... nooit teregtkomen. Ik althans heb nooit vernomen van brieven die op deze wyze terugkeerden tot den afzender, schoon ik wel kennis draag van niet bezorgde brieven, van velen zelfs. En de kans dat me 't een of 't ander treffen zou, is gelyk.

Men had me hier uw brief moeten bezorgen, ondanks 't verkeerd adres, dat eigenlyk byzaak was. Dat het niet geschied is, wordt eenigzins verklaard, niet verontschuldigd, door de boosheid van myn huisheer op de hoogstraat, die hoogstwaarschynlyk den besteller heeft in den war gebragt door een brusque antwoord: abgereist, of zoo iets.

Maar als gy nu slaagt in 't terug ontvangen van uw brief, wilt ge my die dan zenden? Ik ben er zeer op gesteld. En ook de brochure van Prof. Scholten.

Ik ben te Antwerpen geweest, (een gure reis, 3 kl., 11 uur onderweg!) en heb daar tweemaal gespeecht. Den eersten keer byna niet voorbereid, de 2e maal in 't geheel niet. Want 's avends 7 uur, wist ik nog niet waarover ik spreken zou. En 't was er ook naar! Dat zeg ik uit volle overtuiging. Maar zie, het neerlandismus dat daar heerscht, dekte my met z'n vleugelen en 't werd goed gevonden. Nooit ben ik zoo gefêteerd als te Antwerpen. Van daag kryg ik een brief van de Société: la libre Pensée, met uitnoodiging ook in hun locaal te spreken. Ik heb 't aangenomen tegen zondag aanstaande. (De vorige keer was 't in den Cercle artistique, scientif. & littéraire)

Hebt ge van die equipée niets in den Précurseur gelezen? En is 't systeem, niet van U maar van den Haarlemmer, om daarvan geen melding te maken? Zou men 't ook ignoreren als t Cremer geweest was, of eenig ander innocent beoefenaar de Nederlandsche letteren? Ik denk neen. Hoor eens, dat zwygen is een deloyaal wapen in Nederland en de fransche drukpers vervolgingen zyn, daarby vergeleken, bonbons. Zoo ook nu, myn brochure, Ieder heeft het regt my tegentespreken, natuurlyk - maar dat ignoreren is valsch, vind ik. Kan men voorgeven te meenen dat ik niet gelezen werd, dan kon 't opgaan. Men kon dan beweren my geen aandacht waard te keuren, maar gelezen word ik, en veel. Wat een lafhartige taktiek! Zelfs als men my behandelt, is 't om te zeggen dat men niets zegt! (Zie onlangs 't Handelsblad.) Geloof me, dat ik daarover niet klaag, als iemand die tegenspraak wenscht om in 't licht gezet te worden. In weerwil der taktiek van de holl: pers, ben ik meer populair dan me soms lief is. Daarom is 't dus niet. Maar ik erger me over de deloyauteit, daar dit uitloopt in ignorantie, of voorgewende ignorantie, in heel andere dingen dan schryvery. Is 't billyk, dat de verhooging, nu aangevraagd, van tractementen der Inlandsche hoofden op Java, behandeld wordt, zonder my te noemen? ‘De Regering erkent. - &c (Zie het slot van uw art: 's Gravenhage in de courant van 26 february). Nu ja, daar erkent de Regering allerlei dingen, die ik beweerd heb, en voor welk beweren ik gestraft ben. Moet ik nu daartegen opkomen? Wanneer al 't geen ik daarover te zeggen heb, waar is (en 't is makkelyk waar te zyn) wordt het bedorven door de ikheid die er noodzakelyk in doorstraalt. Zeker, ik had gezegd en beweerd en volgehouden, ten koste van veel, al wat nu de regering erkent, en toch vindt men 't onbescheiden, wanneer ik aandring op - ja, waarop? Wel, dat ik regt had, en niet verdiende behandeld te zyn als geschied is.

t Is me een raadsel dat niemand in Holland uit eenvoudig regtsgevoel die opmerking maakt, en ik ben zoo verdrietig over dat stelsel van ignorantie in andere dingen (speeches, brochures &c) wyl dit systeem het verzwygen van hoofdzaken mogelyk maakt. In Frankryk zou 't niet geschieden. Niet ook in België. Niet zelfs in Duitsch-land. Ik geloof niet dat er een land is, waar de pers zoo onmagtig is in haar vryheid, als in Holland. Ginds mag men niet alles drukken, maar wàt gedrukt wordt, heeft effect. In Holland is 't drukken geoorloofd - och ja, waarom niet, er wordt toch geen acht geslagen op 't geschryf. Wat geeft zich Napol. al onnoodige moeite, en wat is Emile de Girardin ondankbaar!

Hebt gy myn stuk tegen Bosscha? Ik heb aan v. H. geschreven u een aantebieden en hem een inlegpapiertje gezonden. Is 't niet ‘wat men gewoon is pikant te noemen?’ En is niet die aankondiging in 't H. Blad ‘wat men gewoon is lamlendig te noemen?’-

O, O, ik kan die f25 smaands niet missen, maar wat vervelen my die berigtjes! Ik verzeker u dat die dingen, op den duur my inspanning kosten. Vandaag deelde ik den Volke mede: ‘dat de feestelykheden ter gelegenheid van 't huwelyk (van Vlaanderen met Hohenzoll.) twee dagen zouden duren’ Hoe diep, hoe belangryk, hoe indrukwekkend! Maar er staat by: ‘dat dit beweerd wordt’ Mogt dus de graef v. Vl., of de bruid, buiten hun tax gaan, en 48½ uur feest vieren, of mogt welligt de bruid flaauw vallen vóór ommekomst van 't tweede etmaal, dan is de verantwoordelykheid aan uw correspondent à couvert. Ik heb gezegd: ‘men beweert’. t Is een vervelende historie.

Verbeeld u, men stookt in Antwerpen een staatkundig vuurtje (of een onst. kundig, dat laat ik daar) tegen het Belgicismus, vóór aansluiting aan Noord-Nederland. Zoo gaat het! In Maestricht wil men Belgisch zyn, in Vlaanderen Hollandsch. Ik ben niet Hollandsgezind, maar zou Holland afraden zoo'n trojaansch paard intehalen. Er is leven en gloed in Belgisch Nederland, en ik betwyfel of zy zeer lang zich uit den Haag zouden willen laten regeren.

Myne vrouw schryft my gedurig over de lieve hulp die zy van den Heer Potgieter ontvangt. Ik ben er zeer dankbaar voor, maar tevens verdrietig dat het noodig is. Zy is door veel zorg en inspanning zeer verzwakt, en ik moet absoluut een eind zien te maken aan hare zeer moeielyke positie. De kinderen zyn wel, en goed. Maar ik wilde zoo gaarne zelf hen onderwyzen. Ik ben geboren schoolmeester, en had altyd den naam zoo goed iets te kunnen uitleggen. Ook houd ik er van, en juist omdat ik zooveel zaken niet weet, ben ik genoodzaakt telkens iets opnieuw te leeren, en sta dus een kind nader, dan iemand die knap is. t Is me een vreesselyke grief dat anderen myn kinderen onderwyzen.-

Zeg me toch eens of ge indertyd myn II Bundel Ideën compleet hebt ontvangen? Ik vrees neen. Ik was toen aan 't zwerven, en in een nagezonden koffer vind ik vele losse vellen. Het spyt me dat gy er nooit om vraagdet. Hebt ge byv. niet myn nieuw bewys voor de stelling van Pythagoras? 't Is eenvoudiger en helderder dan alle vorigen, dat zal niemand ontkennen, en ik wilde u vragen my te helpen aan 't constateren dat het my behoort. Anders lees ik 't over eenigen tyd in de courant, als 'n uitvindsel van v. Lennep of v. Twist. 't Is een nietigheid zult ge zeggen. Nu ja, maar wie niet veel, of niets, heeft, moet z'n nietigheden by elkaar houden.

Na vriendelyke groete, ook aan uwe vrouw, ben ik

Geheel de uwe

Douwes Dekker

Ik kryg dus de brochure niet waar? En den teruggezonden brief, als ge hem hebt? Of anders wat er instond.