Multatuli.online

Midden december 1866

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De brief waarover Multatuli in de aanhef schrijft, is niet teruggevonden.

Bosscha: de historicus Johannes Bosscha (geb. 1797) schreef in reactie op de gebeurtenissen in Duitsland een als vaderlandslievende bemoediging bedoelde brochure van 48 blz.: Pruisen en Nederland. Een woord van J. Bosscha, oud-minister, aan zijne landgenooten. (Te Amsterdam, bij C.M. van Gogh. 1866)

In de eerste versregel van Ten Kate staan zijn wentlen en haar wentlen door elkaar geschreven.

't Haagsche blad: in de eerste helft van december 1866 werd een prospectus verspreid om een vrijzinnig-liberaal Dagblad van Nederland op te richten en daarvoor een bedrag van f 500.000 als geldlening bijeen te brengen. Tot de initiatiefnemers behoorden o.a. de letterkundigen Dr. M.P. Lindo, Lodewijk Mulder, Mr. C. Vosmaer, het kamerlid T.J. Stieltjes en de predikant Dr. J.C. Zaalberg. Het zou verschijnen bij de uitgeverij Sijthoff te Leiden.

Waarde Heer Huët, Ik haast me U den ontvangst te berichten van de f 25., en 't spyt me in zoover dat ik U gister daarom vraagde wyl ge nu misschien ongerust zyt dat het geld verloren is. Maar gy zult wel berekenen dat onze brieven elkander gekruist hebben. Ik dank U wel.

Mogt het eens tepas komen myne geringe deelneming aan Uwe Courant uittebreiden, stel het dan S.V.P. voor, en wel zonder eenig terugzigt op myn verblyf hier. Integendeel, ik wil zoodra ik my wat bewegen kan, Zuidwaarts op. Myne vrouw, vroeger reeds uitgeput, zal bezwyken onder de inspanning. Haar moed ging altyd haar kracht te boven. De betrekking die zy nu vervult schynt vermoeiend te wezen (Zy heeft in 14 dagen een paar uur vry.) Zy geeft bloed op. Als ik naar Parys kon komen, en haar daar by my laten komen, zou 't een ware verlossing zyn. Dat wilde ik dus gaarne, en toch schreef ik niet aan den Heer Enschedé. Ik kan niet gelooven dat een voorstel van my iets zou uitrigten als gy er geen kans toe ziet. Bovendien ik vrees dat alles zal afstuiten op de ‘Begrooting’ van 't blad. En dit is natuurlyk! Waarom méér uitgaven te doen als 't met de nu vastgestelde, goed marcheert? Reeds begryp ik niet dat men f 25 smaands geeft voor rynberigtjes die, denk ik, even goed konden worden geleverd door 't gewoon intern personeel. Dit alles maakt my schuw my by de HH. Enschedé aantemelden met wat nieuws. Maar nog eens, komt het te pas iets voortestellen, doe het dan. Ik zal trachten stipt te doen wat gy, namens my, toezegt, of op u neemt.

Nu zoudt ge my een groote dienst kunnen bewyzen. Reeds na 't lezen der eerste aankondiging van Bosscha's Pruissen en Nederland, voelde ik begeerte dat boekje te lezen, wyl ik gis dat ik daarover iets zal te zeggen hebben. Ik heb den Duitschen geest eenigzins bestudeerd. (Niet omdat ik in Coblenz ben, want ik spreek niemand, maar ik las veel den laatsten tyd. Kent gy Dr. I. Scherr, professor te Zurich? Hy is, als schryver, eene zeer eigenaardige persoonlykheid. Als ik zyn hoofdfout er afreken - de zeldzame fout van exuberatie van rykdom in uitdrukking - stel ik hem boven alle schryvers die ik ken. Hy haalt nu en dan Shakespere aan, en ik geloof waarachtig uit coquetterie om den lezer te doen zeggen dat hij (Scherr) toch ryker is. Als gy hem leest - ik recomm. U Blücher u seine Zeit - meen dan niet dat ik alles mooi vind, maar zeker bestaan zyn schryvers-ondeugden in overmaat van deugd. De natuur is gul geweest, toen ze dien Scherr maakte, ze had met niet meer moeite uit zyn stof een paar geschiedschryvers kunnen daarstellen, plus een wysgeer, plus een dichter, en nog een en ander op de koop toe. Maar nog eens, juist daardoor is Scherr te vol.)

Enfin - Bosscha. Ik wilde U vragen of ge U de uitgaaf voor my wilt getroosten, my die brochure te zenden? Misschien zal dat my aan 't werk helpen, want dingen van myzelf, uit myzelf, heb ik niet. Ik ben te bitter gestemd. Eén vloek is al wat ik te zeggen heb. Als treurig kenteeken van die stemming vertaalde ik dezer dagen iets van Scherr. De moeielykheid om zyn Duitsch overtebrengen in ons ryk - maar betrekkelyk altyd te arm - Hollandsen, trok my aan. Ik zal 't U zenden, misschien weet gy er een debouché voor, maar ik wil niet dat men 't wete dat ik vertaal. Men zou 't aanzien als een testimonium paupertatis. En dat is niet geheel juist. Wel ben ik uitgeput, maar niet door armoede aan gedachten, t Is door pyn, die my de uiting belet.

En te moeten aanzien dat daar in Holland allerlei zwendelaars 't hoogste woord voeren! Ja, zend my Bosscha! 't Zou wel vreemd wezen als onder de factoren die de verhouding van Holland tot Pruissen bestemmen niet ook de groote droevige factor was: de verrotting van den Nederl. Staat! En dan ben ik op myn topic, de eenige die my kan aandryven tot meespreken.

Ik dank U voor uw belangstellend schryven. De berigten van myn kinderen zyn goed. Myn Eduard schryft Italiaansch alsof hy 't altyd gedaan had. Nu, 't is er ook een taal naar! 't maakt my misselyk. Nog erger dan het fransch staat het tot het latyn als Ootemoe tot grootmoeder. 't Is net een taal om vóór 't spenen te spreken.

Wees met uwe vrouw vriendelyk gegroet van

Uw vriend

Douwes Dekker

't Is hier verduiveld koud. Hebt gy ten Cate's ‘Schepping’ al onder handen? Ik ben er benieuwd naar: Verzen! ten Cate! Oh!

‘Ik zou deez aardkloot in zyn wentlen

Met éénen voetstoot om doen kent'len

Doen zinken in het niet waaruit ze (hy, ik weet niet regt)

't aanzyn nam...’ -

En dan met al m'n ridderorden op de pantoffelparade gaan drentelen.

't Is misselyk! Neen, treurig, want al dat tuig wordt betaald, beloond ontzien, geëerd. Dat maakt me bitter. -

Wat een malle historie met die nieuwe courant. f 500.000!! Och ik zou 't met zooveel minder gedaan hebben. En wat 'n eer voor 't Haagsche blad, dat men ½ miljoen in kas moet hebben om het met succes te durven aanvallen. Le fait est, dat die Lion ‘talent’ heeft. Elken dag op een gegeven uur heeft hij zooveel verontwaardiging, zóóveel ironie, zóóveel geestdrift by de hand! Dat's wat mooier dan Uw haarlemmer, die zoo modest schuilt achter z'n ‘men zegt, men beweert, blad zóó laat zich schryven’. Nooit zal men ½ miljoen man by eenroepen, om de Opregte te bestryden. Maar wat worden de advertenties saai! Met de roerende sterfberigten is 't glad uit. Eens maar las ik iets van ‘ouden en jongen Adam’. Och alles gaat achteruit.