Multatuli.online

9 augustus 1866

Brief van Multatuli aan Cd. Busken Huet. Dubbel en enkel velletje postpapier, tot het midden van blz. 6 beschreven. (M.M.)

Coblenz 9 Augustus 1866

Waarde Heer Huet, Ik dank U voor Uwe welwillende waarschuwing die my al of niet onverwacht komt zooals men het nemen wil. Ikzelf begreep niet dat men iets (al ware 't veel minder dan f 50) betalen kon voor zulke vodjes; en dus vind ik 't niet vreemd dat men daarmeê niet voortgaat. Maar aan den anderen kant heb ik my beyverd stipt te doen wat ge my in vorige brieven schreeft, en daarom is 't nu wèl vreemd dat men niet tevreden is met het geleverde volgens opgaaf. Gaarne had ik U in tyds een paar Exx van de Courant gevraagd om eens te zien hoe dan de berigten zyn uit andere streken, maar ik durfde niet om de kosten. Op een myner nieuws bulletins staat: ‘waarde Heer Huet, Is 't nu zoo goed? Zoo neen, wees zoo goed het my te zeggen. Het minst wat ge anders wilt zal ik veranderen. &c.

Ik gis dat dit verzoek op een der berigtjes staat die U niet ter hand kwamen. En vroeger schreef ik U in een brief geadresseerd aan U te haarlem, maar als bezorgplaats voorzien met het misschien verkeerde: ‘bureau h.c.’ iets als dit: ‘goed, ik zal Uwe wenken volgen, en de berigtjes zoo droog maken als grutte.’

Zou ook misschien die brief als off: aan de redactie beschouwd zyn? Dit komt my niet zoo heel vreemd voor, daar ik door van Helden weet dat gy ongesteld zyt geweest. In dat geval heeft die grutte my benadeeld. Ook schreef ik in dien brief dat ik geen antwoord krygende (om U 't schryven te sparen) zou denken dat myn geschryf nu zoo goed was. Ik kreeg geen antwoord, ging dus voort, hoopte op voortzetting, bouwde daarop plannen, dacht aan 't werk te komen, wat me zonder eenige zekerheid op levensonderhoud onmogelyk is, en nu ziedaar lig ik weer. Wel verwonderde ik my dat zulke nietige schryvery iets waard kon zyn, maar ik moest nu denken dat men het absoluut aldus zoo hebben wou, en over de smaak valt niet te twisten, evenmin als over de eischen van een publiek dat aan den Haarlemmer bekend was, en my niet.

Ook myn eerste geschryf vond ik ellendig. Maar 't was een gevolg van myn zucht om aantevullen wat er ontbrak aan nieuws. Waarlyk er is geen 50 gulden nieuws te gaêren aan den rijn. Al kon ik uitgaan, al had ik omgang, al bezocht ik kringen waar iets wordt verhandeld, dan nog zie ik geen kans voor f 3 smaands aan berigten byeen te krygen. Ik moest dus fantaizeren, broderen, - 't walgde myzelf. Maar ik wou waar leveren voor 't geld, hoe dan ook.

Al is 't nu dat de Haarl: my aan de deur zet, wees dan toch eens zoo goed my byv. door 't toezenden van een paar couranten te doen weten hoe men 't dan eigenlyk had willen hebben? Myn toestand is zeer moeielyk, en ik wilde graag de voldoening hebben dat ik tot het laast al 't mogelyke had gedaan om staande te blyven. De vraag is deze: gegeven: weinig of geen objectief nieuws; gegeven: verbod er iets in te doen van myzelf, - hoe had ik 't dan moeten aanleggen om die f 50 smaands te verdienen? Hebt ge dien brief waarin ik spreek van droog als gort?-

Schryven voor de gids! Ik ben uitgeput. Waarlyk als ik schryven kon voor den gids, dan zou myn toestand niet zoodanig zyn dat ik voor den gids zou behoeven te schryven. Politiek of letterkundig overzicht! Och 't is my zoo bitter - waaruit zou ik de bouwstoffen halen, voor zulke stukken? Ik feliciteer U met uwe onkunde omtrent armoede! Letterkunde - ik heb geen boek, geen tydschrift, niets! Staatkunde - ik moet zeer veel complimenten maken om van de meid gedaan te krygen dat ze my een klein voddig Coblenzer krantje te leen vraagt. En 't lukt niet altyd! Neen, gy weet niet wat armoed is.

Werken voor den gids! Och, als ik dàt kon - dan zou ik immers ook meer kunnen dan dat. Ik had behoefte aan wat rust, wat verpleging. Geen gedachte komt tot rypheid by 't voortdurend uitzien naar een middel om in 't leven te blyven. Ik lyd gebrek, en dat is sedert lang het geval, schoon nooit zoo erg als den laasten tyd. Werken! Ik heb er zoo'n lust in - maar 't gaat niet by honger - En nog iets is er noodig, wat assiette, wat hoop en kalmte voor morgen, voor overmorgen, voor de week, de maand die volgt! Dat leven by den dag is vreesselyk. Welk werk zou ik kunnen aanvangen by de zeer pynlyke gedachte: zal ik 't deze week nog uithouden?

Toen myn vrouw my schreef van ‘pogingen die gedaan werden om ons te helpen’ meende ik dat men trachtte my een beetje rust te bezorgen van dagelykschen angst voor 't hoognoodige. Dàn had ik kunnen arbeiden, en och, ik hoopte zoo! Ik verlangde er zoo naar! In plaats daarvan die circulaire - waarin ik word voorgesteld - basta daarvan. Ik kan daarover niet beginnen zonder meer te zeggen dan ik wil, en anders te spreken dan ik wil. Toen ik 't stuk las, ben ik er ziek van geweest, en nog beeft me alles by 't denken daaraan. O, van Vloten!

En nu had ik gehoopt door de f 50 van den haarlemmer tel quel in leven te blyven om zoodra mogelyk aan 't werk te komen met wat hoop op vooruitgang, op kans om de mynen te verzorgen, die nu in Italie -

Och, genoeg van alles. Ik ben zwak en afgemat. Gy hebt gedaan wat gy kondet en myn klagten betreffen U dus niet. Ik dank U voor Uwe welwillendheid. Maar hoe komt het toch dat ik zooveel moeite heb my begrypelyk te maken? Uw vriendelyk gemeend voorstel nu byv. om my te hulp te doen komen door personen waarover gy U te beklagen hebt (en met wie ik dus niet graag in aanraking kwam) toont duidelyk aan dat gy niet precies, letterlyk gelooft in wat ik U schreef. Komt dit nu daarvan dat er zoo veel wordt gelogen? Wordt er eens vooral tarra of rabat afgetrokken van wat men hoort? In zoo iets moet het liggen. Hoe zou 't mogelyk zyn dat ik schreef over letterkunde of politiek, waartoe dan toch, behalve wat loisir van gemoed, boeken en kranten noodig zyn, indien ik niet had gelogen in myn verzekeringen dat ik zoo arm was?

Ik schreef U dat ik gebrek lyd. Dat is waar, eenvoudig waar. Zou ik ooit uw hulp hebben ingeroepen, uw regtstreeksche ondersteuning, als ik 't niet hoog, hoognoodig had gehad! Waarlyk iemand die couranten kan lezen, boeken ontvangt, die hem op de hoogte houden van politiek en litteratuur is niet arm genoeg om de hulp interoepen van iemand die zelf niet ryk is. Als ik zeg dat ik niets heb, is 't zoo. Sedert nu - ik weet niet hoeveel, dagen heb ik geen petroleum, geen gekookt eten, ja zelfs niet altyd brood. Dit is de letterlyke waarheid. O, de uitnoodiging om te werken klinkt zoo bitter in zoo'n positie. Dit is juist de vloek, dat ik niet werken kan. Daarin zit het juist! En zelfs, ik beweer niet dat ik nu terstond geschikt wezen zou tot goeden arbeid als ik nu eens heden of morgen goed at. Een lyden als 't myne laat sporen na. En nu dat laaste, die grief over 't stuk van vVloten! En de toestand myner vrouw en kinderen! Och, als er eindelyk eens wat hulp kwam, zou ik vreezen voor de reactie. Nu ben ik suf. -

Ik heb daar weer een bulletintje nieuws gereed gemaakt, en weet niet of ik 't zenden zal. 't Is alles wat ik kon te weten komen en hoe nietig ook, toch geloof ik niet dat er ‘vandenRyn’ meer nieuws by elkaêr te krygen is. Ik wilde zoo gaarne eens een paar uwer couranten zien om te weten wàt men dan toch eigenlyk verlangt. Het was zoo veel waard geweest als ik die f 50 had kunnen behouden. Dáárdoor hoopte ik aan 't werk te komen. Is 't U ook nog mogelyk my op den weg te helpen? Ik meen precies gedaan te hebben wat gy vraagdet. t Is waar, als men U myn berigtjes niet toont, kunt ge niet weten wat er aan hapert.

My blyft nu alleen over U vriendelyk te bedanken voor Uwe welwillende pogingen, en U te vragen of ik nog wat mag wachten met de teruggave van de voorgeschoten f 25? Als ik zooveel ontvang 'tzy van den Haarlemmer, 'tzy van elders wat ik echter niet verwacht, dan heb ik 't hoognoodig om te eten. Ja, 't is de vraag of ik 't zoolang uithoud.

Ik groet U en Uwe vrouw zeer hartelyk en ben

t.a.v.

Douwes Dekker

Het berigtje dat ik heden gereedmaakte ter verzending is al te onbeduidend. Ik wacht er meê tot morgen of overmorgen of er soms iets kan worden bygevoegd. Ik kan me begrypen dat men vraagt: Is zoo'n vodje f 8 of f 10 waard? Nu, ik vind ook neen! Maar hoe wilde men het dan?