Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

19 november 1865

van

Theodorus August Ferdinand van der Valk (bio)

aan

J. van Vloten (bio)

 

Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)

terug naar lijst

19 november 1865

Brief van T.A.F. van der Valk aan J. van Vloten. Vier kantjes, op de achterzijde het adres: WelEd: Hoog Gel: Heer Dr J. van Vloten Hoogleeraar te Deventer. (Gemeentearchief Deventer; fotokopie M.M.)

Delft 19 November 1865.

Waarde Professor, hooggeachte vriend!

Ik zou er waarlijk verlegen mee zijn zoo lang niets van mij te hebben laten hooren na de aangename dagen, die ik in uw gastvrije woning doorbragt, en de gulhartige vriendschap, die ik er zoowel van u als uwe vrouw mogt ondervinden, ware het niet dat ik voldoende redenen had om 't schrijven wat uit te stellen. - U had mij aangeraden, dat ik mij ten aanzien van 't geen ik voor Dekker wenschte te bewerken, zou wenden tot Jhr. Salvador. Welnu ik heb dat gedaan, maar 't heeft tot niets geleid. Op een schrijven van mij heeft de heer Salvador mij zeer humaan en beleefd geantwoord. Toch bleek mij uit zijn antwoord al dadelijk dat Dekker en diens werk niet zoo veel sympathie bij hem vond als bij mij. Ten aanzien van de fam: in Brussel wist hij mij weinig opheldering te geven, wat ik voor mij dan ook onnoodig vind. De Heer Salvador had mij evenwel op mijn voorstel, om eens te zamen over de zaak te spreken, te kennen gegeven dat hij bereid was om te Amst: te komen als ik daar zou zijn. Toen ik kort daarna in de hoofdstad kwam meldde ik hem dat, en bepaalde plaats en uur waar hij mij zou kunnen vinden. Maar ik heb te vergeefs op hem gewacht. Hij is niet gekomen. Welligt heeft hij verhindering gehad, welligt ook heeft hij later er maar van afgezien in de meening dat het toch niet tot veel zou leiden. Hoe dat zij ik neem hem dat natuurlijk niet kwalijk, al had ik ook, om 't geen ik van u over hem hoorde, gaarne persoonlijk kennis met hem gemaakt, en al bevreemdt 't mij eenigzins, dat hij me later niet met een paar woorden heeft meêgedeeld waarom hij niet gekomen is. - En wat Dekker zelf betreft ik ben na dien tijd nog eenige malen met hem in aanraking geweest en kan niet anders dan dien man liefhebben, en 't betreuren dat hij in zijn grootsch en edel pogen zoo luttel sympathie en steun kan vinden. Dit is een van de weinige dingen - het eenige misschien - waaromtrent ik van oordeel met u verschillen moet. Wel erken ik, dat het op zich zelf volkomen waar is, wat u gezegd heeft, dat het onverstandig is het hecht uit de handen te geven enz, maar als ik alle omstandigheden goed overdenk, dan geloof ik dat Dekker in zijn omstandigheden niet anders handelen kon of hij zou minder goed gehandeld hebben dan hij gedaan heeft. Tegenover zulk een hemeltergend onregt als waarvan hij ooggetuige was, ja waarvan hij zelfs als gouvernements dienaar meê werktuig moest zijn, kon in geen geval worden getransigeerd, of liever, want transigeren is hier misschien het regte woord niet, hij mogt niet toegeven - hij kon onmogelijk een Gouv. blijven dienen dat, zoo als hem gebleken was, het onregt sanctioneerde.

Als u nu eens deze kanten uit mogt komen door Delft, dan hoop ik dat u eens aan komt op de Voorstraat waar we blijven wonen tot Mei om dan te gaan verhuizen naar de Korenmarkt. Het werk valt me nog al mee en 't gaat geloof ik goed - al zou ik nu ook juist zoo'n werkkring niet kiezen als ik te kiezen had of rijk was. Dan deed ik liever andere dingen. Nu zelfs jeuken mij de vingers soms wel - maar ik kan nu aan niet veel anders denken dan aan Javaansch en Maleisch. Heeft u Oosterzee's openingsrede gelezen ‘Zullen we nog theologie studeren of niet?’ een walgelijk prul. 't Zou wezen om wanhopig te worden als er niet andere gunstiger verschijnselen tegenover stonden. Pierson's afscheid aan zijn laatste gemeente geeft een waardig antwoord op de vraag door Oosterzee gesteld. Ik heb dat boekske met uitnemend genoegen gelezen en heb er de bevestiging uit gezien van uw woorden, dat Pierson vooruit is gegaan en hooger staat dan Opz. Men hoeft dit stukje maar te vergelijken met Opzoomers ‘oud of nieuw’ om te zien hoe ver de leerling den meester vooruit is. Ik zou zoo graag over die dingen wat schrijven, maar vrees er vooreerst niet toe te kunnen komen. - De verschillende opstellen, die ik van u meê kreeg heb ik natuurlijk met het grootste genot gelezen - ongaarne miste ik enkele waarnaar hier of daar werd verwezen. Maar ik hoop op het theologisch onkruid, waarin dan wel alles van dien aard bij een zal zijn. Mij dunkt het zal een aardig bundeltje zijn als alles bijeen is - en ik hoop niet dat u al te lang met de uitgave zult wachten. Ik geloof dat het in dezen tijd van gisting heel nuttig zal wezen en een goede werking doen tusschen de weelderig opschietende tarwe van theologische phrasen.-

Bij 't uitpakken van mijn boeken vond ik nog het schrijven van den postkommies etc waarover ik u sprak. Ik sluit het hier bij in - niet om u moeite aan te doen - maar zoo als gij u zult herinneren om 't geen we er over gesproken hebben ook met dien heer van 't postkantoor in Deventer. Misschien ontmoet u hem en dan kan hij nog eens zien hoe de zaak in elkaar zit. - Dat deel van Bato kan ik zeker nog wel wat houden - mijn kinderen hebben er bij al die drukte nog weinig in kunnen lezen.-

Ontvang met Mevrouw en de kinderen mijn hartelijke groeten en geloof mij als steeds

UwDwDr en vriend

T.A.F. van der Valk