Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

9 oktober 1864

van

R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)

aan

Multatuli

 

Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)

terug naar lijst

9 oktober 1864

Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan Multatuli. (Kopieboek 3, blz. 17. MM.)

de hemelbruid: het in Padang, 1844, geschreven drama De Eerlooze; later genoemd De Bruid daarboven.

ED. Dekker Esq.

Amice!

Ingesloten uwe traite op 8 Juny groot fr 500.- geaccepteerd terug. Ik verzoek U echter vriendelijk niet meer op mij te trekken. Ge weet zeer goed hoe mijne omstandigheden op het oogenblik zijn, doch het schijnt dat ge ze te vaak uit het oog verliest. Een voorbeeld. Einde September had ik buitengewoon groote betalingen te doen. Ge toont mij bijzondere belangstelling, ge zult het uwe doen te zorgen dat alles behoorlijk afloopt, doch ge doet me nog f 100.- uitgeven aan francatuur per mail met de stellige belofte mij die f 100.- in alle gevallen tijdig terug te bezorgen. Ge vraagt mij voorschotten etc. en toen de dag voor de betaling mijner wissels daar is, hebt ge instede van geld te bezorgen, gemaakt, dat ik nog minder had om mijne verpligtingen te voldoen. Ik heb het regt niet van U te vragen uwe belofte gestand te blijven en om mij te helpen mijne groote uitgaven in den loop van dit jaar te boven te komen, de beloofde twee bundels Ideen voor ult. December het licht te doen zien. Ik weet zeer goed dat de ondersteuning aan Dr. Stamkart door U gegeven u niet de minste morele verpligting oplegt mij te helpen doch ik moet U van mijn standpunt opmerkzaam maken dat ik te zeer de treurige ondervinding heb dat ge niet altijd uwe belofte kunt nakomen, om u niet vriendelijk te verzoeken mij niet door traites op mij tot het alternatief te brengen, die traites te weigeren en u in een moeijelijk parket te brengen of zelf gevaar te loopen, hoezeer ook buiten uwe bedoeling door U nog te eerder tot schorsing van betaling en bijgevolg tot mijnen mercantilen val te worden gebragt. Ge ziet, ik schrijf wat ik denk, en wat ik door ondervinding geleerd in het verschiet zie. Waren mijne omstandigheden ruimer, ik zou anders kunnen handelen, thans mag ik mij niet wetens en willens nutteloos nadeelig zelfs voor al wat vooruit wil opofferen. Uw belang en het mijne vorderen dat ik staande blijf.

Met het stuk dat Sietz heeft, de hemelbruid kan ik op het oogenblik niets uitvoeren. Dat stuk is immers bestemd voor den aanvang van den derden bundel. Daarenboven neem ik niet de verantwoordelijkheid op mij vellen druks van uwe Ideen te doen zetten en afdrukken zonder dat ge één proef er van gezien hebt.

Hebt ge de Max Havelaar fransche vertaling verkocht aan Lacroix Verboeckhoven & Co. Uw briefje is hieromtrent onduidelijk. Dumonceau bestudeert de M.H. en de vrije arbeid en zal deze werken en uwe zaak openlijk bespreken.

Hoe zit het met de inlichtingen die Potvin u gevraagd heeft. Geeft ge ze hem zelf? Ik moet daarvoor veel van u vernemen en b.v. ook de brief van Duymaar van Twist kunnen consulteren etc., dus er is voor mij geen denken aan, als ge niet spoedig terug komt. In den Purmerender krant zijt gij geattaqueerd, doch daarop wordt geantwoord.

Ik zal trachten in uw afwezen zoo goed mogelijk op de hoogte te blijven en naar vermogen van dienst te zijn.

Na groet in haast

tat

R.C. d'Ablaing v Giessenburg