Multatuli.online

15 april 1862

Brief van de Erven Ketjen aan Multatuli inzake een vordering. Enkel blad papier, groot formaat, aan éen zijde beschreven. (M.M.) In de marge potloodnotities van Multatuli, kennelijk bestemd voor d'Ablaing van Giessenburg om dit schrijven te beantwoorden. De brief werd door deze op 16 april beantwoord; zie aldaar.

De Heer Douwes Dekker te Amsterdam.

Zutphen, den 15 April 1862

Mijn Heer!

Wij zijn houders eener wissel groot f 500.00 N.Ct, door Ued op den 8 January 1855 afgegeven aan den Heer G. Fuhri te 's-Gravenhage, en betaalbaar gesteld op den 20 februarij deszelfden jaars. Wij ontvingen van den Heer Fuhri dezen wissel in rekening, zonden hem aan onze Kassiers, de Heer en le Narmaut en van Ouwenaller te Amsterdam, maar ontvingen hem later onbetaald en met protest terug, uithoofde Ued verklaarde ‘op dat oogenblik niet te kunnen betalen.’ Daar Ued kort daarop van 's Gravenhage is vertrokken bleef de Wissel onbetaald, en aangezien ook de Heer Fuhri in gebreke bleef ons de waarde der Wissel te vergoeden, hebben wij hem in 1857 daarover in regten aangesproken, doch werden met onze vordering afgewezen, omdat wij den Heer Fuhri niet vroeg genoeg geregtelijk aangemaand hadden.

Wij vernamen ter zijner tijd Ueds terugkomst in het vaderland, doch wilden Ued met onze vordering niet lastig vallen, aangezien wij ons overtuigd hielden Uwe toenmalige omstandigheden niet gedoogden deze Schuld te voldoen. Daar we echter van verschillende kanten vernemen dat Ueds omstandigheden zich sedert eenigen tijd aanmerkelijk verbeterd hebben, zijn wij zoo vrij Ued aan uw verpligting dienaangaande te herinneren, niet twijfelende aan Ued bereidwilligheid tot het afdoen dezer Schuld. - Van onzen kant zijn wij volgaarne bereid Ued dit zoo gemakkelijk mogelijk te maken, door ons te vergenoegen het ons competeerende in termijnen te ontvangen.

Aangenaam zal het ons zijn Ueds opinie nopens het bovenstaande spoedig te vernemen en in afwachting daarvan verblij ven wij met alle achting

Uwds Dw Dienaren

Erven H L Ketjen.

Aantekeningen van Multatuli, bestemd voor d'Ablaing.

Voorsmaak van wat mij wacht, als ik mij inrigt te Abcouw!!! en dit is nog beleefd.

Er zijn er die anders! schrijven

Maak S.V.P. de opmerking

1. dat ik geen verjaring inroepen zal.
2. dat ik ten slotte mits men mij met rust laat alles zal betalen maar niet als ze mij lastig vallen.

nadere informatie

Brief van de Erven Ketjen aan Dekker