Multatuli.online

3 april 1862

Missive van de Gouverneur-Generaal aan de Minister van Koloniën. (Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage; Fotokopie M.M.)

De uitvoerige ambtelijke aantekening staat op het origineel genoteerd rechts boven de brief. De drie kortere, in potlood, staan links boven en rechts onder.

Buitenzorg, 3 April 1862.

Bijlagen 4. - No. 298/13.

Met referte aan de Ministeriëele dépêche, van 7 Mei 1861, La. Apz No. 32/578, heb ik de eer Uwer Excellentie hierbij in afschrift aan te bieden mijn besluit van heden No. 13, en het daarbij verhandeld schrijven van den Directeur van Financiën, van 20 Maart 1862 No. 3078, betreffende de regeling van de nog resterende schuld aan den Lande van den gewezen Oost Indischen ambtenaar E. Douwes Dekker. -

Mij ter bekorting aan den inhoud dier stukken gedragende, neem ik de vrijheid Uwer Excellentie te verzoeken, om zoodra daartoe de mogelijkheid mogt blijken te bestaan de bedoelde restant schuld op den betrokkene te doen verhalen. -

De Gouverneur Generaal van Nederlandsen Indië. -

L.A.J.W. Sloet.

Aan Zijne Excellentie

den Minister van Koloniën. -

Fiat verzending aan den heer E. Douwes Dekker, van het van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië onder cachetvolant ontvangen en voor hem bestemd extract-besluit dd. 3 April 1862, No. 13, nadat daarbij zullen zijn gevoegd afschriften van de besluiten der Algemeene Rekenkamer in N.I. dd. 23 October 1855. No. 88 en 94; 26 October 1855, No. 118; 21 De-cember 1855 No. 114, en 4 Januarij 1856, No. 132, liggende in verbaal 7 Mei 1861, No. 32. -

J.c.J. (paraaf)

gezien gebr. betr.

Zal wel eene hoopelooze pretentie zijn

29 mei GH (paraaf)

Nader 7 Juny 1862 N. 25

adres: Amsterdam.