Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

31 januari 1862

van

Multatuli

aan

Jacob van Lennep (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

31 januari 1862

Brief van Multatuli aan Van Lennep. Dubbel velletje postpapier, tot bovenaan blz.4 beschreven. (U.B. Amsterdam). Het is duidelijk dat het jaartal op een schrijffout berust. Van Lenneps brief is noch in origineel, noch in afschrift teruggevonden.

Weledelgestrenge Heer Mr. J. van Lennep

WelEdelgestrenge Heer!

Ik was aangedaan toen ik uwe hand zag en mijn hart herinnerde zich hoe thuis ieder vrolijk was als er een brief kwam van ‘van Lennep’ zooals Eduard familiair zei.

Ik kan nog niet goed antwoorden wijl er bijzaken zijn die ik goed moet overwegen (voornamelijk hoe ik de infirmatieve strekking moet afleiden van sommigen uwer woorden over de havelaars zaak. Je fais bon marché de ma personne, maar die zaak moet ik handhaven).

Hoe dit zij, ik wensch U medetedeelen dat ik zorg zal dragen dat Gij geen verdriet meer over die zaak hebt. Dit is mijn hoofd-indruk. De rest zal dan wel gevonden worden. Neen om Publiek geef ik niets, wat mijn persoon aangaat, maar wèl wat de Lebaksche zaken aangaat.

Ik peins hoe ik doen zal, maar nog ééns, ik wil niet dat Gij langer verdriet van die historie hebt.

Maar ik vraag U, van waar komt dan de zaak? Ik heb den havelaar niet verkocht. Ik heb Uwe hulp aangenomen om zes maanden rustig bij mijn vrouw en kinderen te zijn, mij - als 't mogelijk was, bezig te houden met letterkunde - en daarna den indruk aftewachten die mijn boek maken zou om een beroep te doen op 't volk, - Om dat oogenblik aftewachten heb ik Uwe hulp aangenomen. Het m/s. van dat boek was geen f 1200. waard.

Maar genoeg voor heden. Ik heb U eigenlijk veel te zeggen. Doch vandaag dit alleen dat ik wil dat die zaak uit zij.

Ik heb de eer met de meeste hoogachting te zijn

UWelEdGestr Dienstwillige Dienaar

Douwes Dekker

31 Januarij 1861

Het zou jammer wezen 't publiek te vermaken. Gister middag reeds zei me iemand in zijn handen wrijvende ‘niet waar je zult ferm antwoorden, ferm hè,... heel ferm!’

Dat dégouteerde mij.