Multatuli.online

26 augustus 1860

Brief van de rotterdamse uitgever H. Nijgh aan Multatuli. Vier volledig beschreven pagina's. Op de eerste onderaan: WelEdelen heer Douwes Dekker Amsterdam. (M.M.)

Rotterdam 26/8 60

Waarde heer,

Uwe letteren dato 20 dezer waren mij zeer aangenaam; ik was verlangend weder iets van U te vernemen. Hierbij uw nummer mijner overland editie, daarin vind ge niet alleen het stuk uit de Spectator, maar het keurige stuk uit de Indier voorafgegaan van dat van Ds Francken, moest er in. Wat is dat antwoord van U weer heerlijk mooi, en wat valt daar dat stuk van den Spectator bij af. Dat mooije stuk mogt ik de bewoners onzer Indien niet onthouden, en toch, het is geen eigenbelang dat alleen uit mij spreekt, is het jammer dat soortgelijke artikelen in couranten hun plaats vinden en verloren gaan, want een courant existeert naauwlijks eenige dagen. Een werk bij afleveringen verschijnende over typen Zeden Misbruiken of wat ook in Neerl. Indie uit uwe pen gevloeid zou furore maken en het Ministerie van kolonien doen beven, vooral indien U in een prospectus successievelijk opgaaft de zaken die bewerkt zouden worden. Indien zoodanig werk met al de kracht der publiciteit werd aangepakt sta ik voor een groote reussite in, en zoudt ge daardoor het bestuur zoo in de engte jagen dat zij eindelijk zouden moeten wat gij wilt. Want naar mijn inzien (dat helaas niet veel in die zaken te beduiden heeft) zou U bij elke aflevering al hooger & hooger moeten opklimmen. Denk daarover eens na, maar spreek er niet met den behoudsman Mr. v. Lennep over, want franchement gezegd vertrouw ik die op dat punt niet, doch als letterkundige vereer ik hem hoog.

Ik heb mijn broeder over U en Mevrouw uw echtgenoot geschreven, dat zal hem veel genoegen doen. Ik hoop toch dat Mevrouw hersteld is??

Hartelijk gegroet

Vriendschappelijk

H. Nijgh