Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

11 december 1859

van

Jacob van Lennep (bio)

aan

J.J. Rochussen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

11 december 1859

Brief van Jacob van Lennep aan minister Rochussen. Eigenhandig concept. Dubbel vel folio, middendoor gevouwen en op 3 bladzijden in de rechterkolom beschreven. (U.B. Amsterdam)

Met een ‘rijken theekontraktant’ wordt Willem van der Hucht bedoeld; zie de brief van Dekker aan Tine, 26 november 1859.

Den Hr J.J. Rochussen Min. v. Kol.

11 Dec. 1859.

Amice!

Gij vraagt mij, of ik zeker ben, dat de gedragingen van D. navraag kunnen veelen?

Gij kent den man en zijn gedragingen langer, en behoort die dan ook beter te kennen dan ik, en 't ware dus aan mij geweest die vraag aan U te doen.

Ik hou den man niet alleen voor knap, maar ook voor braaf en eerlijk. Ik ontleen deze meening, vooreerst uit 's mans stijl Le style c'est l'homme, 2e uit zijn omgang hij vleit niet en is niet verlegen., 3e uit zijn handelingen, hij lijdt liever honger dan een laagheid te doen., 4e uit de berichten en handelingen van hen die min gunstig over hem schijnen te denken.

Uit hun berichten; - want al wat zij tegen hem hebben kunnen bewijzen is, dat hij excentriek was en - schulden had.

Uit hun handelingen; - want indien b.v. gij zelf hem werkelijk voor oneerlijk of immoreel hield hadt gij geen rijken thee kontraktant uit zijn gemakkelijke rust opgedreven om in een bar saizoen naar Brussel te gaan en hem een lukratieven post aan te bieden.

't Is waar: dezelfde man, die hem in mijne tegenwoordigheid de hand drukte en een post zocht op te dringen, zocht hem achter zijn rug zwart te maken, en ook nu nog wordt hetzelfde beproefd door allerlei Wijt - en Kerkhoven. Ongelukkig valt de eene aanklacht voor, de andere na, in 't water.

‘'s Mans broeder’ heet het ‘wil niets met hem te doen hebben’. Het tegendeel is U bekend.

‘'s Mans vrouw wil van hem scheiden.’ -

Ik heb de aandoenlijkste bewijzen, hoe innig zij hem aanhangt. ‘Hij heeft twee tantes opgelicht.’ -

Ja: hij is geld schuldig aan twee tantes, aan wie hij te voren mildelijk geld gegeven had.

‘v.d. Hucht zal hem vervolgen wegens schuld.’

V.d. H. zou dwaas doen; want DsD. heeft niets: - en v.d. H. zou U kompromitteeren; want het zou voor 't publiek den schijn hebben als of hij op uw instigatie handelde.

Ik acht U te hoog dan dat ik denken zoude dat gij aan zulk tripo-tage eenig deel hebt; maar dan moet gij aan zulke commérages ook niet hechten, en geen verdenkingen opwerpen zonder feiten te noemen. -

Nu nog een woord over mijzelven. Uit uw gezegde dat ge D.D. niet vreest, zoude ik bijna opmaken dat gij in mijn woorden een bedreiging zaagt, hem verdacht hield van chantage en mij van medeplichtigheid daaraan.

Ik moet daarom herinneren wat ik u schreef in mijn eersten brief: ik wilde den man helpen, wiens werk, karakter en lotgevallen mij sympathie inboezemden.

U door tijdige waarneming, onaangenaamheden besparen.

Het mijne te doen om van Indiën en alzoo van ons vaderland rampen af te weeren die ik voorzie.

Om die telegram geef ik even weinig als gij. Ik schreef u dat ik die voor logenachtig althans voor overdreven hield.

Maar morgen kan er een komen die waarheid bevat.

Groote gebeurtenissen, opstanden, revolutien worden altijd voorafgegaan door zoodanige berichten, waarvan alleen de dagteekening logenachtig en de inhoud een profetie blijkt te zijn geweest.

Ik, die geen Gouvr. Genl. noch Minister ben, krijg dan ook geen berichten, dat overal op Java volkomen rust en tevredenheid heerscht; ik hoor van niets dan van malaise en ontevredenheid. - zonder bepaalde aanleiding: en juist dat ontrust mij.

En daarom wilde ik er iemand heen hebben, die onlusten misschien voorkomen kan: wat veel beter is dan dat er iemand moet heen gezonden worden om onlusten te dempen.

Raad v. I. kunt gij D. niet maken. Ik kende het Reg. Regl. maar ik weet ook dat, Il est avec le ciel - (a fortiori met een Indisch Bestuur) des accomodements. en ik zal mij wachten aan den Minister te willen leeren, onder welken tijtel en met welke missie hij er iemand als D.D. had kunnen heenzenden. -

Doch het is nu in alle gevallen te laat. - Het spijt mij; want ik had liever gehad, dat de man in staat ware gesteld, ginds te handelen, dan dat hij verplicht worde, hier te spreken.

Steeds hoogachtend