Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

7 december 1859

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 7 december 1859

Brief van Dekker aan Tine; postmerk Amst. 8 dec. 1859. (Brieven IV, blz. 22; Brieven WB IV, blz. 15)

Woensdag avond.

Lieve beste Tine!

Ik schrijf u meer om u niet te leur te stellen dan omdat ik iets decisiefs weet. In zaken als de mijne kun je ook billijker wijze niet verwachten dat ik in een paar dagen klaar kom. Vooral daar ik mij niet roeren kan. Ook moet je mij niet kwalijk nemen als ik je niet alles haarklein uitleg, want die omslag zou te groot wezen. Ik ben vandaag geweest bij v. L., v. H., de Bull en bij den advokaat Tydeman.

Als Baud er niet was werd ik lid van de 2de Kamer. Tydeman wil mij naar ik geloof toch voorstellen, maar de andere partij (v. Lennep, Hartsen en de Bull) heeft een soort van verplichting om Baud ditmaal voor te staan. 't Is te omslachtig je dat nu uitteleggen. Nu kan ik, als ik wil, mij als tegenkandidaat stellen. Tydeman, die Baud niet voor staat, wìl dat. Maar dat is nu de zaak juist. In de eerste plaats loop ik dan gevaar van een échec, en ten tweede moet ik dan v. L. tegenwerken en dat repugneert mij. De zaak is nog niet beslist, v. L. en d. B. beiden zijn den ganschen dag met mijne zaak in de weer. Ik heb nog nooit zoo'n fideele hulp ondervonden. Van dien kant is dus alles goed.

Maar de hoofdzaak is dat R. wakker wordt, en daarom komt er een artikeltje in de courant, dat overigens onbeduidend is, doch om hem te doen zien dat ik werk. Dat artikeltje had ook in 't Handelsblad gemoeten, maar Tydeman wilde dat ik mij duidelijk voor zijn partij zou verklaren, namelijk tegen den overleden Stolte. Dat wil ik niet. 't Is te lang om je alles goed uitteleggen. Vandaag is een telegraphisch berigt gekomen dat er op Java groote vrees is voor opstand ‘alle Europeanen zijn gewapend’ staat er. Je begrijpt hoe dit de spanning verhoogt.

Daar ik gis dat R. niet zoude antwoorden op den flinken brief van v. L., onder voorwendsel dat hij nog altijd op Jan wacht, snij ik hem dat af, door aan v. L. een brief te schrijven (die hij aan R. kan zenden) Ik zeg daar dat ik Jan verzocht heb geen tweede audientie te vragen, maar dat ik zoo gaarne wenschte te weten of hij mij niets te zeggen heeft, want dat ik wacht op den uitslag.

Hoe het zij er moet gauw eene beslissing komen, en dat is goed, want ik kan hier niet werken, ik bedoel schrijven. Als nu dat ge-loop en gepraat bij v. L. en d. B. een goeden uitslag heeft is het niets, maar als ik nu eens niet slaag is dat verloren tijd. Ik verteer geld in soesah.

Ge kunt me nog schrijven Poolsche koffijhuis, want ik kan nu niet weg. Gij hebt immers mijn brief van gister avond, waarin ik Jan om geld vraag en om een brief aan Brandon?