Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

25 november 1859

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 24 november 1859

Brief van Dekker aan Tine. (Brieven IV, blz. 11; Brieven WB IV, blz. 8). Delft: Het opleidingsinstituut voor koloniale ambtenaren.

Amsterdam, 24 November 1859,

2 uur 's morgens.

Lieve beste engel. Ik ben zoo blij dat ik je een goeden brief kan schrijven.

Gister avond kom ik aan en ging naar de Munt (digst bij Jan, v. L., en v. H.) Ik zend een boodschap naar Jan. Antwoord: in de Variété. Ik daarheen. Hartelijke ontmoeting, verzoening, afspraak om niet meer te kibbelen, uitnoodiging mee naar de Buthe, misschien zaturdag, doch dat hangt veel af van de zaken die ik nu te behandelen heb met v. L. en v. H.

Van Hasselt kan donderdag niet ontvangen, dus daarheen morgen.

Maar van Lennep! Daar ben ik geweest, en ik kan je niet uitdrukken hoe die man mij ontvangen heeft. 't Is kompleet eene schadeloosstelling voor al de miskenningen. Nooit had ik op zooiets durven hopen. Hij zegt maar ronduit dat hij zich mij en mijne zaak aantrekt. Hij heeft mij verzocht van avond met hem mee te gaan naar zijn schoonzoon Hartsen. ‘Ja, zeide hij, die wil u zien, het is een kalm bezadigd mensch, maar na het lezen van uw brief aan D. v. T. was hij woedend.’

Ik betreur het dat ik niet al de uitdrukkingen van v. L. herhalen kan, maar onder anderen, zeide hij: ‘die zaak is van wat meer belang dan de spoorweg-kwestie waarover ze in de kamers zoo lang bezig zijn geweest!’

Nu schijnt er tusschen v. L. en v. H. een verschil van opinie te wezen (volgens Jan). v. H. wil den weg op van zachtheid en een baantje, in den Haag of in Indie; v. L. neigt meer, geloof ik, tot aanval. Dit laatste is mijne neiging, en als ik kans zie in het leven te blijven, houd ik dit ook voor het voordeeligste; maar je begrijpt dat er geen sprake is van beslissing. Zekere Heer de Bull, letterkundige en directeur van de Amsterdamsche courant, wil mij spreken. Ik ga er straks heen.

Van Lennep zijn zoon in Delft is ook met de zaak ingenomen, en animeert zijn vader zich mijner aantetrekken.

Kortom, lieve engel, nooit heb ik zulk een reussite gezien. Ik ben er van ontdaan, wezenlijk. Ik begrijp het niet.

Van Lennep heeft mij aan 't lagchen gemaakt. Hij sprak over iets dat de zaak niet raakte en zei: ‘daar was een mijnheer... hoe heette hij ook, Sweers geloof ik, hij was mak... o God! makelaar in koffi!’ Dat was zoo komiek die grappige schrik dat hem dat woord m.i.k. ontviel alsof het een vuil woord was. Hij proestte uit in lagchen, en ik ook.

Van Lennep is zeer tevreden dat ik geen schotschriften of schandalen gemaakt heb, en hij heeft dat al aan R. geschreven. R. heeft hem geantwoord: dat hij zich mij heel goed herinnerde, dat ik heel knap was (waarom mij dan twee jaren kommies gelaten?) maar zeer excentriek. ‘Ja zei v. Lennep, dàt kennen wij, dat is het oude afgezaagde praatje.’

‘En, zei v. L. wàt wil hij onderzoeken? Er is niet meer te onderzoeken, de stukken zijn waarachtig duidelijk genoeg!’

Beste lieve, je begrijpt dat ik je nog geen decisie kan schrijven, en misschien nog in vele dagen niet. De zaak is zóó: Ik moet overleggen met Jan, v. L., en v. H., hoe ik het meeste voordeel en nut kan teweeg brengen voor anderen en mij zelf door mijn boek. Doch daarover zijn zij het eens dat het een heerlijk punt van uitgang is, en dat het leiden kan en moet tot mijn herstel.

God ik ben zoo dankbaar, beste Tine, en wat is dat prettig voor jou. Jij hebt de meeste satisfactie van uwe trouw en aanhankelijkheid. Och, het idee dat je eens weer het hoofd kunt opheffen, is mij zoo aandoenlijk. Wat een goede ingeving om dat boek te maken. En wat gek is, ik weet niet hoe ik het gemaakt heb. Het kopieeren voel ik nog, maar van het schrijven weet ik niets meer.

Als de omstandigheden toelaten dat ik een tweede werk schrijf, zal ik dat opdragen aan v. L. Ik zou alleen daarom een boek schrijven.

Maar hoe vind je nu dat ik je zoo gauw zien zal, u en de pierewieten?

Jan heeft mij een mooije overjas gekocht.

Nog eens, beste hart, ik kan u nog niets beslissends schrijven, maar ik zal je natuurlijk au courant houden.