Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

5 november 1856

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857 (1956)

terug naar lijst

* 5 november 1856

Brief van Dekker aan Tine. (Brieven II, blz. 198; Brieven WB II, blz. 155) Alleen het naschrift van deze brief is in handschrift bewaard: half velletje papier zoals van de brief van 28 oktober. (M.M.)

Bandong, 5 November '56.

Lieve beste Tine! Zondag tegen den avond ben ik reeds hier aangekomen, en hoezeer juist die avond de post vertrok heb ik niet geschreven omdat ik natuurlijk nog niets wist.

's Avonds ontving ik een briefje van den heer van Son die mij te logeeren vroeg. Dat was nu heel goed, maar de zaak is nog geheel onbeslist, helaas!

Hij is een aardige innemende jongen en prettig in den omgang, maar dat helpt mij weinig. Ik zeide hem dat ieder mij gezegd had dat de zaak te duur was. Dit is waar of niet waar, al naar men het neemt. Voor de inkomsten is het goedkoop, want de winst is zeer groot, dat heb ik gezien, maar het is te duur voor de oprigting, want ieder die over f20.000 kan disponeeren kan dunkt mij, dezelfde zaak opzetten. Dit neemt niet weg dat ik zeer graag de zaak voor f70.000 nam. Maar nu begon hij in eens te zeggen dat het nog in het geheel niet zeker was of hij het verkoopen wilde, want dat dit afhing van omstandigheden; dat hij zich eerst op N.J. zou decideeren, enz., zoodat hij het wou tourneeren of ik eigenlijk maar gekomen was om een toertje in de binnenlanden te maken. Hij beweerde dat hij dit dadelijk gezegd had, hetgeen niet waar is. Wel heeft hij gezegd aan B. en ook aan mij, dat hij in allen gevalle de overgave eerst op 1o. 1857 zou laten plaats hebben, maar dat hij het wou verkoopen was stellig. Ik houd het er voor dat hier praatjes achter schuilen. God weet of mijne vrienden en familie hem niet voor mij hebben gewaarschuwd, het zou bitter hard wezen.

Nu hij het air aanneemt van misschien niet te willen verkoopen kan ik ook geen voorslagen doen, want hij zegt telkens: ik weet nog niet of ik er toe overga, ik moet mij nog bedenken etc. Zoodat, hoe het loopt, klaar kom ik nu niet. En bij uitstel van decisie komt die gevreesde 1o. December.

Het is jammer dat hij niet tot eene decisie te bewegen is, want ik vind de zaak heel lief gelegen en pleizierig om te behandelen. Het is doodeenvoudig. De landstreek is allerliefst en het huis ook heel aangenaam (hoezeer, geloof ik, ligt en digt gebouwd). Ik kan bedroefd wezen als ik denk hoe prettig gij hier zoudt wonen. Wij zouden hier zoo ongegeneerd en eenvoudig kunnen leven. Alles is nu zeer moeijelijk. Als het met van Son afgesprongen was, moest ik in godsnaam naar wat anders uitzien, maar nu wil ik de zaak met hem niet brusqueeren en kom toch tot geen resultaat. Ik zou u zoo gaarne eindelijk eens iets goeds willen schrijven, maar ik vrees er nu voor, want hij doet net of hij niet aan verkoopen of verhuren denkt. Ik geloof zeker dat hij er wel van af wil wezen, maar niet aan mij uit wantrouwen. Kassian, ik, die zoo gaarne ieder het zijne geef, en meer. 't Is hard!

Donderdagmorgen.

Ik ben niets verder en wanhoop aan den goeden uitslag. Ik heb gister middag weer aangedrongen op huren, maar te vergeefs. Hij schijnt zich bepaald voorgenomen te hebben om niets te decideeren, of liever ik houd het er voor dat hij gedecideerd is om óf niet te verkoopen óf niet aan mij. Het is jammer want waarlijk de zaak is mooi, en gij en ons lief kind zouden hier zoo kalm zijn en zoo gezond. De omtrek is zoo heerlijk.

Ik ben natuurlijk bitter bedroefd gestemd en ik heb zoo met u te doen dat ik u nooit iets vrolijks kan schrijven. En de hoofdzaak is een beetje geld. Van Son speelt met duizenden en dat moet ik aanzien. Een paar menschen hier in de buurt die contracten hebben spreken van f60 en f80 duizend 's jaars winst. Onlangs hoorde ik van een theecontractant die in drie jaar tijds zestienduizend gulden voor honden had uitgegeven. En ik heb geen brood voor vrouw en kind.

De wenk dat ik hier in de buurt iets dergelijks zou opzetten baat niet. V.S. begrijpt dat daartoe geld noodig is, en dat ik dat niet heb. Bovendien zegt hij dat hij in zoodanig geval net zoolang met verlies zou gaan werken dat de ander moest ophouden. Dit is gegrond. Van Son kan zooveel geld krijgen als hij wil. Hij heeft als jongmensch, als administrateur van zijne mama op Kedong Badok ca. f10.000 en van dit etablissement ca. f15.000, hetgeen nog stijgen kan, zoodat hij f25.000 's jaars heeft, buiten het aandeel in het vermogen van zijn moeder. Hij kan dus met geld spelen.

Daarbij zijn er maandelijksche uitgaven te doen, en ook moet men geld in handen hebben om goedkoop padie contant te koopen, zoodat, al was ik klaar geraakt, ik toch in den beginne zoude hebben moeten sukkelen.

Van Son spreekt er van om over een paar dagen naar Buitenzorg terug te gaan. Nu weet ik niet wat ik doen moet. Terug gaan? Dan kom ik thuis juist zooals ik ben uitgegaan, na alweer zooveel te hebben uitgegeven voor niets. Maar wat zal ik in godsnaam anders doen? Een paard koopen en over Java reizen? Overal waar men naar zaken vraagt zoekt men iemand die geld heeft. Bovendien schijnt ieder tegen mij te zijn. Iemand die zijn ontslag vraagt moet niet wijs zijn, of wel men zet een gezicht alsof men dacht: ‘daar zit zeker wat anders achter’.

Vele plannen malen mij door 't hoofd, maar voor alles is geld noodig. Ik heb er over gedacht naar Singapore te gaan, en hoe hard het mij ook vallen zou u eenigen tijd te moeten verlaten, zou ik dat echter doorzetten als het maar niet zoo vague was. De menschen daar zullen wel net zoo wezen als overal. Als ik er aan denk hoe ik wezen zou om iemand te helpen die in mijne positie was! Ik moet dien van Son bewonderen. Hij is jong, los, vrolijk, speelt met geld als het voor honden, paarden of meiden is, is in alles overigens fideel en gemakkelijk, maar zoodra komt het niet op het punt van zijn belang in zaken, of hij is de geslepenheid zelve. Het moet een knappe inlander wezen die hem een bos padie tekort doet. Ik heb van alle kanten op hem getracht te werken, en hij had eene bonhomie die mij telkens hoop gaf, maar zoodra ik de zaak aanroerde retireerde hij zich en hield zich of hij van niets wist. Vroeg ik dan bepaald antwoord, dan zeide hij dat dit afhing van omstandigheden enz. Gister middag zeide ik dat ik een mislukte reis had gemaakt, dat ik teveel van Indië had gezien om voor pleizier uitstapjes te maken, dat hij mij bepaald gezegd had de zaak te willen verkoopen en dat ik in dat idee op reis was gegaan. ‘Welnu, zeide hij, als gij mij daaraan wilt houden, voor f70.000 contant is de boel te koop.’ Hij wist wel dat ik dat niet had.

Dag beste Eef!

Laat een vaatje haring koopen bij van Kleeff. Het staat in de Javabode geannonceerd à contant. Zend desnoods een jongen naar de stad in een huurwagen.