Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

7 augustus 1853

van

J. van Heeckeren Brandsenburg

aan

E.H. Kolff

 

Volledige Werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886 (1995)

terug naar lijst

7 augustus 1853

Brief van J. van Heeckeren Brandsenburg aan E.H. Kol. Enkel velletje postpapier, waarvan de voorzijde (¾) beschreven en aan de ommezijde met ‘Landmail via Triëste. Monsieur E.H. Kol à Utrecht’, (fotokopie M.M.)

Tjanjoer den 7 Augustus 1853.

Waarde Zwager!

Zoo als U uit den aanvang van dezen brief ziet bevind ik mij voor mijne gezondheid verre van Batavia doch dateer mijne brieven aan Mama steeds van laatstgenoemde plaats dewijl zij zich anders onmiddelijk ongerust maakt. Zegt dus s.v.p. niet aan Mama of de Zusters dat ik mij van Batavia verwijderd heb.

Uw briefje van den 22 Junij is mij eergisteren geworden en daaruit heb ik de uitkeering aan Douwes Dekker groot Tweehonderd gulden vernomen hetgeen eene groote bres in de wapenkamer heeft gemaakt die ik echter weder spoedig hoop te kunnen stoppen ofschoon op dezen stond mijne fondsen zeer laag staan doordien ik wegens ziekte wachtgeld heb gekregen ten bedrage van ⅓ van mijne vroegere inkomsten hetgeen mij in de noodzakelijkheid heeft gebracht mijne delegatie van af deze maand tijdelijk in te trekken omdat ik anders niet genoeg had om te leven. Laat dit echter, indien U vertrouwen in mij blijft stellen, geen hinderpaal worden om aan Mama den gewonen onderstand te onthouden want ik zal dat later suppleëren als het Opperwezen mij nog wat spaart.

Met mijne gezondheid is het vallen en opstaan en ik ben zoo mager als een brandhout [1.] brandhout: de auteur overleed op 6 juli 1834 te Tjanjoer. doch dit belet mij niet om Wilhelmine de zotste brieven te schrijven over mijn gezond voorkomen ten einde haar en Mama door die voorgewende vrolijke stemming gerust te stellen hetgeen mij somtijds evenwel veel moeite kost daar ik de bewustheid heb van eene slepende ziekte (soort van teering) te hebben waaraan niets te doen is en waaraan ik dan ook niets meer doe.

Adieu waarde Zwager! ik heb nog tijd nog lust tot langer schrijven daarom eindig ik maar na groeten aan Uwe vrouw en kinderen verzocht te hebben en noeme mij

Uw toegenegen Schoonbroeder

Jan