Multatuli.online

blz. 91 (Werken VIII). Regel 7 dient te worden gelezen als: Kamerheer van Zijne Heiligheid de Paus.
blz. 462 (Werken VIII). De geboortedatum van Everdina Huberta is niet 28, maar 26 september 1819.
blz. 685 (Werken VIII). Bij het overlijden van Jan Douwes Dekker waren drie zoons en drie dochters in leven.
blz. 696 (Werken VIII). Het overlijden van Huberta Verspijck viel niet op 19 juli 1797, maar in april 1792.
blz. 87 (Werken IX). Regel 3 dient aan te vangen met: Louise Marie.
blz. 244 (Werken IX). Over zijn verblijf te Ambon spreekt Multatuli ook in zijn eerste brochure ‘Over vrije Arbeid’ (Werken II, blz. 212 en 297) en in Idee 1016 (Werken VI, blz. 298).
blz. 294 (Werken IX). Bij de verloftijd behoren nog twee anekdotische mededelingen van Mimi. De eerste betreft een reis van Dekker naar Antwerpen, bij welke gelegenheid hij kennis zou hebben gemaakt met ‘den heer Van Straten en zijn jonge vrouw’ (Brieven 1860, blz. 171; Brieven WB IV, blz. 130). De andere anekdote betreft een bezoek bij A.C. Kruseman en luidt aldus:
Een bloedverwant, een neef van Tine, was tydens den verloftyd van Dekker verloofd met een jong meisje. Maar het huwelyk werd door haar moeder voortdurend uitgesteld, alleen, naar Dekker meende, omdat zy zelve van den jongen man épris was. Dekker raadde hem daarom, het meisje te schaken, en toen allerlei bezwaren werden gemaakt, bood hy zelfs aan het voor hem te doen. Dit werd afgesproken.
Het meisje vond het goed, en op zekeren dag wachtte Dek haar in den Haag op en reisde met haar naar Haarlem. Uit vrees, dat de politie naar de jonge dame onderzoek zou doen, wilde Dek haar niet in een hotel laten overnachten, maar bracht haar by zyn vriend Kruseman. Hy verzocht Kruseman het meisje dien nacht te herbergen, noemde haar naam niet, en zei alleen dat hy haar kende, en dat zy behoefte had aan bescherming... die hy, Kruseman, haar zeker gaarne zou verleenen.
Dek ging zelf in een hotel, en liet dien nacht in alleryl nieuwe kleeren voor de jonge dame maken, opdat zy gedurende de verdere reis niet herkend zou worden aan japon en mantel. Maar zy logeerde by de familie Kruseman. Daar was dien avond juist een rietpeerenkoekenparty van oude vrouwtjes, die het meisje bekeken en begluurden en verlegen maakten door al hun gevraag.
Den volgenden dag vergezelde Dekker haar naar het buitenland, en kort daarop huwde zy met haar verloofde. (Brieven 1862-1863, blz. 45; Brieven WB, blz. 34-35).
Mededelingen over de verloftijd, maar niet zonder voorbehoud te hanteren, bevat ook de tweede druk van ‘Multatuli’ door J.B. Meerkerk (Groningen, 1912), o.a. blz. 160 en 169-170.
blz. 302 (Werken IX). Over Dekker en de hypnotiserende proeven met Tine handelt ook een passage uit een brief, die Jan Douwes Dekker vanuit de afdeling Toeban (Residentie Rembang) gericht heeft aan Mr. L.W.C. Keuchenius te Batavia, dezelfde die, met verlof naar Nederland gekomen, in september 1854 benoemd werd tot waarnemend secretaris-generaal van het Ministerie van Koloniën.
Mede om de bijzondere betekenis, die Jan Douwes Dekker voor zijn broer Eduard heeft gehad, wordt de brief hieronder volledig afgedrukt.
Groot dubbel vel papier, waarvan drie bladzijden geheel beschreven; de vierde bladzijde bevat het adres. (Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage)

[7 juni 1853]

Sadang Afd: Toeban 7 Juny 1853

Waarde Heer Keuchenius!

Ik vond gelegenheid, met een mijner buurlieden te verzenden uw ‘Phaedo van Plato’ - en vertrouw hetzelve u reeds ter hand zal zijn gekomen. - Heb dank voor de lezing; vergeef dat die zoo lang duurde. - Even als veel wat ik van de ouden kon magtig worden, versterkt het mij in mijne Straussiaansche wijze van zien - d.i. - de Ch. is mij niet meer, het geen hij mij vroeger was - Hij blijft mij de eenige, maar behoeft in vele, misschien alle, opzigten, in mijn oog, niet meer den Schepper, maar wel den Verzamelaar te zijn van Zijn stelsel. Hij is mij de uitnemende mensch, het grootste genie, maar gedeelten van Zijne Schoone Moraal vind ik hier en ginds terug. - Hoe kan hij lid eener natie, afkeerig van, vooral vreemde filosofie & moraal, zonder te reizen, verzameld hebben? Ik weet het niet! - Maar ik heb behoefte aan positief Historische bewijzen - en op 36 Jarige leeftijd sta ik daar - zonder gesloten geheel van denkbeelden; twijfelend en onrustig - ben ik als gejaagd, nadenkende over mijne roeping en bestemming. Met een hart gevoelig voor wat edel is, met lust om edel te worden - heb ik mij, omdat ik niets zekers heb, trachten gemeenzaam te maken, met het eenmaal, en wel spoedig ophouden mijner individualiteit. - Ik kan tot niets anders komen. - En dat is treurig - Zeg mij Wat hebt Gij? - Ik wensch niet, nooit gedacht te hebben - Ik draag als zeeman liever kennis van de gevaren, dan als passagier die zorgloos en onbewust te gemoet te worden gedreven. - En toch is het zoo hard, geene zekerheid voor de toekomst te hebben - Ik heb mij zelven gezegd ‘hou op te denken en te onderzoeken’, het is mij aangeraden, schep u een stelsel, en leg U neer - Ik kan mij niet neerleggen - Hebt ge iets meer dan een ogenblik tijd over Schrijf mij dan eens - S.v.P.

Ik begreep tijdens ik het genoegen had U te ontmoeten dat ge het werk ‘Gedachte van een Geloovige over eene toekomstige Geloofsleer’ - niet gelezen hebt. - Ik heb een exemplaar ter lezing gevonden, indien het U interesseert zal ik trachten het U te doen toekomen zoo mede ‘Mijn Christendom’ en ‘XX Stellingen’ door den zelfden anonyme Schrijver - Ik meen abusief, den Schrijver van de Socratische School, als den auteur te heb-ben opgegeven, het is Mr. v. Heusden Presidt van den regtbank te Breda (?) -

Ik ontving met de laatste mail een brief van mijn broeder Ed. Hij beklaagde zich over Holland en de menschen. Hij botste tegen ‘piquanteloosheid’ - zoo als hij het noemt - Hij deelde mij mede dat zijne vrouw zich aan de Electro-Biologische behandeling had onderworpen, en den invloed daarvan. - Zoo ik nog aan het bestaan dier geheimzinnige werking had getwijfeld - ik geloofde nu! - Heeft U nog niet gelezen ‘De Elec.-Biol. wetenschappelijk verklaard naar de voorl. van I.B. Dods - vertaald uit het Eng. en omgewerkt door een Med. dr’ - dan geloof ik de lezing U zal interesseeren. - Ik bezit het zelve en zal het U, op uw verlangen doen toekomen.

- Ik ben geslaagd in het vinden der benoodigde kontanten enz. voor die onderneming en hoop binnen eenige maanden (de eigenaar in Holland moet zijn' agent hier magtigen) die op mijn' naam te zien overschrijven, terwijl ik onderhands de helft aan mijn' compagnon moet overdragen. - Mijne vrouw en kinderen zijn gezond, en zie ik al geene rozen op de wangen mijner kleinen ik verheug mij toch in het binnenland te mogen huizen, weinig privatie gevoelende van geene menschen te zien

Kan het, ik zou zoo gaarne zien, Ge zoudt mij eene groote dienst bewijzen met mijn Zwager, de duellant, die naar a costy in arrest is opgezonden, eens op te zoeken, is het noodig hem op te beuren. - Uiterst gevoelig niet ligt het ergste van zijn medemensch denkende, moet hij lang geprikkeld worden voor hij zich te weer stelt. - En gevoelt misschien dieper den wond een ander door hem toegebragt dan de gekwetste. Ik heb eenige vrees dat het voorgevallene, hem zal neerdrukken, vooral in de geïsoleerde positie die men heeft goedgevonden hem voorteschrijven, terwijl een der beklaagde, waarop misschien de regtsvoortzetting (?) wacht in den Archipel rondreist; en hij juist onlangs, zijn' natuurlijken steun verloren heeft. Kan en mag het, bezoek hem eens S v P. - Kunt en moogt ge, help hem! - -

Ik heb het regt niet mij te bedroeven indien een antwoord van U lang uitblijft; maar ik zou treuren indien ik geheel geene repliek ontving, daaruit afleidende dat misschien mijne toon te vrij was. Ik zou zoo gaarne in de gelegenheid zijn mijne denkbeelden bij U te uiten, om te weten wat al of niet houdbaar is -

Ik verzoek beleefd mijn respect aan Mev. te betuigen. mijne vriendel. groete aan Uw broeder overtebrengen, en te gelooven dat ik zoo gaarne eenig regt zou bezitten om mij te mogen noemen -

t t.

Douwes Dekker