oktober 1885
Brief van Multatuli aan M.F. Snelleman. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 en 3 (½) beschreven. (M.M.)
Waarde Snelleman
Gut, Uw briefje is my 'n prettige verrassing. Ik wist heusch niet dat ik aanleiding had gegeven tot iets als dank. Nu, ik noem 't: vriendelyken indruk’ en dàt doet me groot genoegen.
Heel graag wil ik U nogeens spreken. Aan tyd ontbreekt het me niet, maar wel aan de mogelykheid om 'n vaste [1.] vaste: oorspr. stond er vasten. afspraak te maken daar ik 3, 4 bezoeken wacht die me elk oogenblik kunnen overvallen. Maar daar ik denk dat dit ochtend- (of na-koffi-) visites zullen zyn, wil ik U verzoeken, als U dat schikt, 'n avend by my te komen. My is 't uitgaan 'n ware corveé met dat malle asthma.
Straks komt Henriette. Dan hoor ik wanneer haar Papa me kan inschikken voor de bakteriologische les die ik zoo hoognoodig heb. Ook dàt is 'n avendzaak, en daarnà zal ik dan U 'n avend voorstellen.
Met veel genoegen wil ik met U spreken over de drie door U genoemde onderwerpen al weet ik nu niet eens welke geschieds v. Gezag door U bedoeld wordt. Maar wel ben ik gereed om te spreken over de zeer goede achtenswaardige Bremers [2.] Bremers: hoogstwaarschijnlijk een toespeling op de ruzie van 10 juli 1884, waarin Snelleman kennelijk voor zijn zuster en zwager wil bemiddelen., en... over de zielehuishouding van ‘de’ vrouw. O gaarne.
en, beste kerel, schryf me asjebl. niet zoo beleefd in't vervolg. Nu ja, in Uw geval zou ik 't dezen keer ook gedaan hebben, maar als ge my weer schryft, noem me ‘Dek’ en ‘je’. Zoo'n [3.] Zoo'n: oorspr. begon de zin met Spreek. gemeenzaamheid stelt me schadeloos voor de soms stuitende declassificatie die m'n deel is in de Maatschappy.-