* 2 maart 1877
Brief van Multatuli aan A.J. Le Gras en J.M. Haspels. (uit: F. Smit Kleine ‘Schrijvers en Schrifturen’, 1891, blz. 25-26.) Fragmenten.
Wiesbaden, 2 Maart '77.
Waarde Vrienden, hartelyk dank voor uw telegram [1.] telegram: gelukwenstelegram van de Rotterdamse toneelspelers aan Multatuli t.g.v. diens 57ste verjaardag. dat vry vlug hier was. Uw vriendschap doet me goed en ook ik denk altyd met innig genoegen terug aan dien 1sten en 2den Maart [2.] 1sten en 2den Maart: op deze data vonden in 1875 de eerste opvoeringen van Vorstenschool plaats., of liever aan de geheele relatie die tot de aangenaamste van mijn leven zal blijven behooren. Maar ook schaam ik me als ik bedenk hoe ik u in den steek heb gelaten met m'n blijspel! Toch is 't m'n schuld niet. De geest blaast waar hy wil, en soms blaast-i in 't geheel niet.
Wanneer dit al waar is, in t algemeen, hoeveel te meer by my die ⅞ van m'n indrukken zie verloren gaan aan ergernis en bitterheid. Honderdmaal heb ik 't in myn werken gezegd, dat ik geen schryfspecialiteit ben, en slechts optrad als publicist, omdat 'n mensch nu eenmaal iets doen moet om in 't leven te blyven. Men is over 't algemeen te zeer aan leugens gewoon om waarheid te begrypen. De (zeer betrekkelyke) opgang, die me ten deel valt, is grootendeels een gevolg van den onwil om recht te doen. Het roepen over mooischryvery leidt de aandacht van den inhoud af, om ze by uitsluiting te vestigen op den vorm. Wat heeft dit met het Blyspel te maken, vraagt ge? Och, ik weet niet hoe 't wezen moet! Na alles wat ik zoo nu en dan uit couranten en tydschriften verneem, loopt myn smaak zoover uiteen met dien van 't publiek, dat ik waarlyk in den war raak.
(....)
Ja, ik ben beschaamd dat ge nog geen blyspel van me hebt! Maar ik troost me met de gedachte: beter géén, dan 'n échec! De Hollanders, die alles uit het buitenland slikken zyn zeer lastig voor oorspronkelyke stukken. Honderdmaal verbeeldde ik my 'n oogenblik lang, den toon gevat te hebben (niet die bevallen zou, maar die me goed voorkwam) en telkens brak m'n stemming af. Doe me toch 't pleizier en lees eens Alberdingk Thym's beoordeeling in de Dietsche Warande, en leg U de vraag voor of men niet moedeloos moet worden? Neen, dit is onjuist gezegd. Moedeloos mag men zich niet laten maken en dit is ook by my 't geval niet, maar dat zulke stukken de inspiratie verstikken, is waar en natuurlyk!
(....)
De dagelyksche ergernis over miskenning door zwygen, waar men my had moeten noemen, ontstemt me veel meer. Overal schynt het wachtwoord gegeven, my dood te zwygen. Dit lukt wel niet, maar 't streven zelf is me pynlyk, omdat het besef daarvan my den zachten liefelyken indruk bederft, die eigenlyk de hoofdbron van talent is.
Boosheid, afkeer, ergernis vernietigen alle vlucht.
(....)