9 november 1874
Brief van Mimi aan C. Vosmaer. Dubbel velletje postpapier, verknipt, geheel beschreven. (A.R.A., Vosmaer-archief, Den Haag; fotokopie M.M.)
9 November.
Beste Vos. gister heeft D. 'n paar woordjes geschreven om te zeggen dat al je brieven terecht zyn. Hy had niet meer tyd. en ik heb ook nog al veel te doen gehad dezen laatsten tyd. 't Spyt me ik u en haar ongerust heb doen of laten worden. - D. had namelyk een Shakespear almanak gezien en hy kwam daardoor op 't idee van 'n Multatuli-Almanak. Ik heb nu de 365 spreuken of ideen of hoe je 't noemen wilt by elkaar gezocht (dat heeft me erg opgehouden) Van middag hebben we ze verzonden en zullen nu eens zien wat Funke er van zegt.
Intusschen hebben wy uw pak ontvangen, met het kostelyk schaakboek - dat is zoo wat voor dek! Hy schaakt altyd nog tus-schen alles in, en door alles heen o onvermoeid. Wat die v.d. L. [1.] v.d.L.: Anthonie van der Linde; zie voorts V.W. XVI, blz. 798. Schrijver van het door Vosmaer gezonden boek. 'n wroeter is! - En dan uwe syracusische vrouwtjes [3.] Syracusische vrouwtjes: wsch. had Vosmaer het handschrift opgestuurd van zijn zo geheten bewerking van de 15e Idylle van Theokritos, later uitgegeven in zijn Vogels van diverse pluimage.. beeldig, beeldig! Dat vond dek ook. Waar is dat verschenen vos? dat leeft, het is gracieus, snoepig! Ook je andere stukken vond ik zoo goed [4.] andere stukken: tussen 19 september en 25 november 1874 publiceerde Vosmaer onder de titel ‘Een en Ander’ een verslag van zijn reis naar Brunswijk in vervolgafleveringen in Het Vaderland. Daarin kwam een uitgebreide beschouwing voor over Lessing en een biografische notitie over Bilderdijk in zijn Brunswijker tijd. Deze reeks is later onder de titel Geëtste bladen verschenen in de Vogels.. Over Lessing, kostelyk! en dan Bilderdyk en Brunswyk. - maar alles wat niet van u is vond ik naar. Wie is Keerom [2.] Keerom: pseudoniem van dr. W. Doorenbos.? O, verbeeld je nu Vos, dat dat 'n andere naam van jezelf was!... Maar neen, dat kan niet! het is ínvervelend dat geseur van Keerom over dien duitscher. (O god, dek zegt me daar dat-i al meer naar K. gevraagd heeft, en je hadt geantwoord dat 't dr. D. was, 'n vriend van je! O - O!)
nu 't kan me niet schelen.
En heb je verdriet gehad van myn begrippen over deugd? Arme vos! Ik heb me daar onjuist uitgedrukt. myn bedoeling was nogal onschuldig namelyk: dat ondeugd maar zeer zelden aan satyn en paarlen helpt; dat ondeugd en misère geen tegenstellingen zyn, juist andersom. de meeste ondeugd is byna even afzichtelyk van armoe, als de ‘deugd’ in dat zelfde geval zyn zou. (ik lees dit dek voor en hy zegt: jammer dat je 't niet zoo in je stukje heb gezet.) (Weer dek: wat drommel, waarom heeft Vos ‘Nierstras’ [5.] Nierstras: wsch. had Vosmaer een citaat van Johannes L. Nierstrasz (1796-1828) als motto gebruikt. onder den titel gezet. Ze zullen je beschuldigen dat je dien man z'n woorden verdraaid hebt.)
(....)
haar opgang hebt. Je kent de omstandigheden zooveel beter dan wy. Ze hadt ons beloofd dat we haar lezing zouden hebben terwyl ze hem voordroeg. ik verlang er nr. D. zegt: ‘hoe brutaal van 'r het te noemen een satire! [6.] satire: Mina Krüsemans theatrale lezing ‘Kritiek en Kunst’ was in 1874 gepubliceerd als Meesterkritiek. Geen roman of novelle, maar een satire.’ Zy heeft een karaktertje om altyd haar schepen te verbranden. telkens en telkens weer. dat moet eens tegenslaan. Ze schryft ons dat ze voor 't spelen zoo stoot op (....) lykheid onbegrip etc