Lijst van brieven op datum
10 augustus 1842
van
Multatuli
aan
H.J. Huskus Koopman
* 10 augustus 1842
Brief van E. Douwes Dekker aan H.J. Huskus Koopman. (Arsip Nasional Republik Indonesia, Jakarta; Bali 7; afschrift M.M.)
Aan den Heer H.J. Huskus Koopman
Kommissaris enz.
Batavia.
Batavia 10 augustus 1842
Weledelgestrenge Heer!
Ik genoot de Eer door UwEdG bij monde te worden bekendgemaakt met de omstandigheid dat UwEdGestr. op UwEdGs eerstkomende commissie reize, waarschijnlijk van Gouvernementswege zoude vergezeld worden door eenen ambtenaar, en even als ik toen den hoogen prijs te kennen gaf waarop ik eene dergelijke plaatsing schatten zoude, nam ik eerbiedig de vrijheid UwEdG. mijnen spijt te betuigen dat de voordragt daaromtrent reeds gedaan - en derhalve het vooruitzigt eener dusdanige plaatsing voor mij vervlogen was; UwEdG. hadt vervolgens de goedheid mij den raad te geven mij alsnog tot het Gouvernement te wenden om in weerwil van den reeds gedanen voordragt, mij voor gemelde betrekking van toegevoegd ambtenaar aan te bevelen, en stond mij ten overvloede goedgunstig toe, om in het daartoe tenderend verzoekschrift melding te maken van UwEdGs toestemming om tot het erlangen van voormelde betrekking mede te dingen.
Dat verzoek is echter nog niet door mij ingediend. De redenen mijner schijnbare nalatigheid zijn inderdaad niet toe te schrijven aan gebrek aan belangstelling, daar ik immer blijf verkeren in de meening dat ik nooit mijnen meer werkdadigen werkkring op een zoo nuttige wijze kan aanvangen als zich in deze omstandigheden voordoet, doch het zijn de volgende oorzaken die mij van UwEdGs vergunning tot nog toe geen gebruik deden maken.
De benoeming tot Controleur 2e kl. nog onlangs ten deele gevallen, is, ik gevoel en erken dat zelve, gunstiger dan ik in mijne toenmalige omstandigheden verwachten konde. Ik besef ten volle zijner Excellentie den Gouverneur Generaal ook erkentelijkheid verschuldigd te wezen, voor eene zoo vereerende betrekking, en het is dit gevoel van dankbaarheid dat mij huiverig maakt.
Hoogstdenzelven nu terstond weder met een verzoek te bemoeyelijken, dat aan onjuiste oorzaken zal worden toegeschreven, en oppervlakkig hoogstonbescheiden schijnen zal; men zoude de aanleidende oorzaak van mijn verlangen kunnen zoeken in den bij velen bestaanden tegenzin om naar Sumatra te vertrekken. UwEdGs zelve, wien ik nog onlangs de eer had de verzekering te geven dat ik ook daar, den mij opgelegden taak met lust en ijver zoude trachten te volbrengen, zult in een en ander mijne denkbeelden waarschijnlijk billijken, maar moeyelijk zoude het mij misschien vallen ook bij het Gouvernement mijne gevoelens te regtvaardigen, zoodat in elk geval aan Hetzelve ingediend verzoekschrift tot het verkrijgen eener andere dan de mij thans toegelegde plaatsing mij in een zeer ongunstig daglicht zoude doen voorkomen.
Daar ik echter, zooals ik de Eer had boven te zeggen, het vergezellen van UwEdGestr. op UwEdGs Commissiereis als in mijn belang wenschelijk, en wat meer is als voor mij hoogst nuttig blijf beschouwen, neem ik op grond van het genoteerde de vrijheid mij tot UwEdG. te wenden met het eerbiedige verzoek om, indien daartoe mogelijkheid bestaat, mij alsnog bij het Gouvernement tot het vervullen van meergemelde betrekking in mijnen tegenwoordigen rang voor te dragen [1.] Uiteindelijk heeft Dekker de toestemming om de reis, in dit geval naar Bali, mee te maken, nooit gekregen..
Mij daartoe voorts in UwEdG. minzame welwillendheid aanbevelende, heb ik de eer UwEdGestr. de betuiging mijner verschuldigde hoogachting aan te bieden, en mij te noemen
Weledele Gestrenge Heer!
UwEdGestr. D.W. Dienaar
(w.g.) Douwes Dekker