* 30 augustus 1887
Brief van Sietske Abrahamsz aan Edu. (N.L.M.D., Den Haag); onvolledig overgeleverd in afschrift door Mr. S. Tromp Meesters.
Amsterdam, 30 Augustus 1887
Lieve Beste Edu!
Hartelyk dank zeg ik U voor Uw openhartige vertrouwelijke mededeelingen die voor mij groote waarde hebben.
Zijne kinderen werden echter weinig genoemd en ik wist dat sommigen U voorstelden als een soort van ‘verloren zoon’, zonder dat ik ooit kon te weten komen op welke gronden. Een neef [1.] neef: Engel Douwes Dekker (1842-1906), had in de periode zomer 1881 tot zomer 1882 herhaaldelijk kontakt met zijn oom in Nieder-Ingelheim. (vlg. V.W. XXI, blz. 407 e.v.) van Douwes Dekker, oudste zoon van onze oom de predikant was sedert 26 jaar in Indië. Ik kende hem van zijne jeugd en heb hem ook in Indië ontmoet. Deze kwam in Holland, woonde in Den Haag en bezocht met vrouw en kind Dek in Nieder Ingelheim. Vandaar kwam hij bij ons te Oosterbeek, en ook Gij werd behandeld. Toen heb ik geducht voor U gestreden en gezegd dat ik er niets van geloofde en feitelyk wist dat ge een goed karakter hadt. Onmogelyk kan iemand een verloren natuur krijgen op later leeftijd. Uw karakter was reeds eenigszins gevormd toen ik U kende en had zulke positieve eigenaardigheden, dat ik had durven zweren op myne bewering dat ge onbedorven waart van gemoed. Ik zeide toen: ‘oom Eduard heeft eene levendige verbeelding en fantaiseert zonder 't zelf te weten. Hij zal ter goeder trouw spreken en gelooft zelf dat hij de waarheid spreekt. Is Edu in Milaan onder slecht gezelschap gekomen en heeft misschien iets gedaan wat verkeerd was, ook dan had ik vele verontschuldigingen voor hem’, enz. enz. (....)
Nog valt mij in dat toen ik tegenover den Heer Zürcher over U sprak en zeide niet te gelooven aan Uwe verdorvenheid, tenminste niet positief kwaad dat ge zoudt bedreven hebben, antwoordde hij opeens: ‘Dit zeide Dek ook zoo als U’. Hoe vindt ge dit?
Volgens mijne meening was Dek bang voor je, en na alles wat voorgevallen is, vind ik dit zeer natuurlyk, Mimi zal ook bang wezen en die angst gun ik haar van harte. Dit is haar natuurlyke straf van 't geweten (....)
Dag, lieve beste Edu, geloof mij, Uwe U liefhebbende
SIETSKE