Multatuli.online

*14 juni 1887

Brief van Mimi aan A.H.E. Douwes Dekker. Afschrift van Auguste Douwes Dekker. (M.M.) Deze brief werd op 22 juni voortgezet en voltooid.

Nieder-Ingelheim, 14 Juni '87

Beste Auguste.

Vanmorgen ontving ik uw hartelijken brief van 14 Mei en reeds vroeger dien van 28 April; ik antwoordde toen met opzet niet terstond daar er nog een en ander onder weg was - maar ik zou minstens nog een maand moeten wachten tot ik op dat alles antwoord had, en dat is me te lang om u te zeggen hoe goed uw smart over zijn verlies mij doet. De arme arme lieveling! Ja, waart ge verleden jaar gekomen!

22 Juni.

Mijn geschrijf bleef liggen door allerlei drukte, ik ben namelijk aan 't verhuizen. Het is bitter hard dit lieve huis vol herinneringen te verlaten, maar alles noopte er mij toe, zoodat ik geen rust meer had, en mijn gedachten niet kon bezig houden met het eenige waar ze graag bij verwijlen. Voor Wouters onderrigt, voor de spaarzaamheid, en de (vooral 's winters) àl te groote afgelegenheid hier - enfin alles wees één weg uit en ik heb nu een kleine woning gehuurd in Amsterdam, Nassaukaai 86. Dek hield zeer veel van Amsterdam, men heeft er alle mogelijke scholen, en ik denk dat ik me in een groote stad meer vrij en onopgemerkt zal voelen dan in een kleine; daarom koos ik Amsterdam. Daar Eduard's verblijf onbekend is, en alleen Nonnie een volmacht kan geven, moet het huis ‘gerichtlich’ verkocht worden. De arme Dek had er altijd de grootste vrees voor hoe alles gaan zou - en hij wist nog niet zoo als mij nu blijkt dat de kinderen meer rechten op hem hebben dan ik, ofschoon hij mij tot ‘universal erbin [1.] universal erbin: universeel erfgenaam (du.)’ benoemd heeft. De meubels heb ik tegen inventaris overgenomen, alles wat me lief is als herinnering heb ik behouden en neem dat mee nr Amsterdam, de rest (gereedschappen, tuinzaken, meubilair van de logeerkamers enz. enz.) heb ik verleden week hier laten verkoopen. Morgen wordt mijn goed, ook al de boeken in een wagen geladen, het staat al gepakt en den 23sten 's morgens vertrekken Wou en ik en het heele huis. De meid en de jongen zijn heel hartelijk voor ons en ook voor dek geweest; het meisje Lina, die wel beschaafd en ontwikkeld is zei eens: ‘So wie unser Herr so müsz der Christ gewesen sein [2.] So wie unser Herr enz: Zoals onze mijnheer, zo moet Christus ook geweest zijn (du.)!’ Ge begrijpt dat het mij leed doet ze achter te laten. Toch moet het.-

Ge vraagt naar Non. Ja, ze heet Everdine, maar dek noemde haar altijd Non, zoolang als hij haar noemde. Zij is getrouwd met den heer Bassani, professor aan de universiteit eerst te Milaan thans te Napels. Nonnie heeft haar vader nooit gekend; wel bijgewoond als kind, maar niet leeren begrijpen. De omstandigheden zijn daarvan schuld; te lang om alles te beschrijven, en ik beklaag er haar om. Ook deed het dek zeer leed. Na den dood van haar moeder heeft dek zich alle moeite gegeven Non tot zich te trekken, maar andere invloeden deden zijn pogingen mislukken. Hij bleef hopen, eindelijk kwam ze bij ons, voor 14 dagen, maar langer kon ze niet, want ze vreesde dat dek tegen haar engagement zou zijn. Nu, dat was alleen in zoover als het weer een nieuw trekpleister was dat haar van hem aftrok. En toen ze trouwden heeft dek de hoop opgegeven haar ooit aan zich te verbinden. Toen heeft hij van zijn kant afgebroken en hun verzocht hem als reeds gestorven te beschouwen. Hij had in geen jaren van hun gehoord. Intusschen had hij niets tegen Bassani, integendeel het weinige wat we van hem weten pleit voor hem. Ze wachten nu hun 2de kind. Non was een lief intelligent meisje, en ook wel ontwikkeld in gewonen zin, maar ze begreep niets van haar vader noch van zijn werk. Zij leest noch verstaat wat hij geschreven heeft, ofschoon ze wel holl. leest en spreekt.

Ik heb u nog eens uit Ingelheim willen schrijven. We zijn in de rozentijd en Wouter brengt me trouw - maar de stoelen en banken uit den tuin zijn al verkocht en - alles stemt even weemoedig. - Na 't ontvangen van uw brief heb ik aan Valette geschreven. Dek hield zooveel van hem, door toevalligheden heeft dek hem den laatsten tijd verwaarloosd. - Ja, Scheuer is geloof ik een goede jongen, maar nog heel jong, ongevormd - misschien heeft dat laatste jaar hem al goed gedaan.

Is Louise je vrouw? Ze is geen europeesche niet waar? en hoe is verder uw huishouden. Dag beste Auguste. Dus als ge dezen ontvangt zit ik reeds lang in Amsterdam, en gaat Wouter reeds geregeld school, en hoop ik me geheel te kunnen verdiepen in 't verleden, het mijne, o ja, maar vooral het zìjne.

Heel hartelijk gegroet!

M. Douwes Dekker

Schepel.

Wouter laat u ook groeten. Hij is een lieve jongen en heel intelli-gent en denkend, ofschoon speelsch. Gister waren we bij den dokter. W. zag er een doodshoofd, bekeek en bevoelde dat met belangstelling. Toen we weer op straat waren zei hij: ‘Ja, en nu te denken dat dat hoofd gedacht heeft en gevoeld, en dat daar aandoeningen in waren van goedheid - en van boosheid - misschien...’ Kortom zoo alsof hij deks echte kind ware! Nu vaarwel beste neef!