9 juni 1887
Briej van J.J. Janssen Schollmann aan J.H. de Haas. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (M.M.)
Geachte Dokter,
De weinige tyd, die my van myne werkzaamheden rest, heeft my verhinderd U eerder myn hartelyken dank te betuigen voor de toezending van Multatuli's ‘laatste Gedachten’.
Van hoeveel waarde dat geschenk voor my is kan ik U moeielyk schilderen. Sedert den sterfdag van den grooten man verwylen myne gedachten voortdurend by hem. Hoe zou het anders kunnen? Toen ik 15 jaar was, 16 op zyn hoogst, hoorde ik medekweekelingen - ware leesbibliotheekverslinders! - spreken van een zonderling boek, dat zoo'n prachtig slot had. Van den inhoud begrepen ze volgens hun eigen verklaring niet veel, maar van den aangrypenden eindclimax hadden ze enkele phrazen onthouden. My trokken die opgevangen brokstukken machtig aan. Ik huurde het boek, las, verslond het. Van dien tyd af was ik M's gevangene. Ondanks myne armoede rustte ik niet voordat ik langzamerhand in het bezit kwam van zyne werken.
Toch gaf ik my niet gevangen zonder verzet.
Vol innig geloof, bezield met waarachtige vroomheid, een Tugendheld [2.] Tugendheld: deugdheld, strijder zonder blaam (du.) in een kieltje, had ik op de schoolbanken gezeten. Maar daar reeds wekten de spotternyen waarmee een jong onderwyzer den hemel durfde bestormen, na diepe verontwaardiging den twyfel. De stryd was begonnen en de dominee was niet by machte hem te bezweren. De twyfel wies. Maar daar kwam nu M; hy besnoeide het geloof niet, hy roeide het uit als onkruid en iedere uitgetrokken wortel liet eene wond.
En het bybelgeloof niet alleen. Hy wekte den twyfel aan de voortreffelykheid van personen en instellingen die hoog by my in eere stonden. Ik kwam in woedenden opstand tegen het vergruizelen myner goden. Ik wierp zyn geschriften in een hoek en nam mij voor ze niet meer te lezen. Myn smart kwam der wanhoop naby. En toch keerde ik weer tot den man, die myne ziel zóó martelde, want - dit besefte ik - hy moest daarmee eene goede bedoeling hebben. Dìt duister besef werd zekerheid, werd overtuiging, toen het ‘Gebed van den onwetende’ my in handen kwam. Die zóó de diepe smart van den geweldigsten gemoedsstryd wist te beschryven, die zelf zóó geleden had, moest sympathie gevoelen voor dezelfde smart van anderen. Meer nog: hij moest de pyn kunnen stillen de wonden genezen. En ik hervatte de lektuur las en herlas, kwam tot rust, werd vereerder, bewonderaar, partyganger, fanatiek stryder voor Multatuli's persoon en zienswyze in de kringen waarin ik verkeerde. Zelfs op de examens, die ik aflegde. Op dat voor Hoofdonderwyzer koos ik als stof voor het opstel - opgegeven was: een roman - natuurlyk Max Havelaar en aan den heer Lindo [3.] Lindo: Mark Prager Lindo (1819-1877), Nederlands humoristisch schrijver onder het pseudoniem ‘de oude heer Smits’. - den ouden Heer Smits! - gaf ik als antwoord op zyne vraag: wat is humor? de definitie, die M gegeven had [4.] zie V.W. II, blz. 383 e.v.; idee 158.. Wat lachte Lindo mephistophelisch!
Met het fanatisme is het nu gedaan. Toen ik my bewust werd van eenzydigheid, besloot ik de te uitsluitende lektuur van M's werken voor eenige jaren te staken en den blik te verruimen door kennis te nemen van andere schryvers. Sedert is myne zienswyze vry wat gewyzigd op menig punt, dat ik op M's gezag beslist waande. Het fanatisme is geweken, maar de bewondering en de liefde voor den man, die zulk een groote plaats heeft ingenomen in myn leven, is ongedeerd gebleven. De 19e Februari was my een dag vol smart!
Nogmaals, waarde Dokter! myn hartelyken dank voor Uw geschenk. Het zal een eereplaatsje krygen in de boekenkast, nadat de vrienden het gelezen hebben.
Geloof my steeds
met de meeste Hoogachting
UEd Dv Dr
Janssen Schollmann [1.] De afzender was als onderwijzer verbonden aan de strafgevangenis Noord Singel in Rotterdam en ontmoette daar dr. De Haas die de gevangenen van brillen voorzag.
Rott. 9/6 87