18 mei 1887
Brief van J.J. van Laar aan Mimi. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.) Hier alleen afgedrukt, voor zover op Multatuli van toepassing.
Middelburg 18 Mei 1887.
Geachte Mevrouw!
Reeds lang had ik 't voornemen u op uw lang epistel van 28 Maart te antwoorden, doch drukke bezigheden van allerhanden aard beletten telkens de ten uitvoerbrenging.-
Ook wachtte ik op een zonnigen dag, want ik moet zon hebben die in myn kamer schynt, als ik schryf. En die zonnige dag liet lang op zich wachten.
Maar daar verrastte u my op eens met een exemplaar van de ‘onafgewerkte blaadjes’, en nu kan ik niet langer wachten, al is het vandaag dan ook een regenachtige, sombere dag.-
Met mijn dank voor beide, brief en boekje dat door de goede zorgen van de Witt Hamer by my thuis kwam.
Ik heb dadelyk de fragmenten gelezen - en genoten. Jammer, helaas dat het genot zoo kort moest zijn. Op nieuw kwam de gedachte boven: Die man is te vroeg heengegaan! Ik zal die laatste blaadjes als een heilig aandenken aan den vereerden vriend bewaren.
U heeft gelyk dat u ze niet aan de publieke pers gegeven hebt. Ze zyn veel te subtiel, dan dat het ‘Koude, gevoellooze Publiek’ die fragmenten zoude bevuilen met zyn proza en zyn Kappelgeest. Men vindt de toon van de Minnebrieven zoo geheel weder, de humor en de fynheid, de intellektuele fynheid der beeldspraak. - Neen, mevrouw dat is niet voor ‘het Publiek’! Is dit alles dat van hem is overgebleven? Was Multatuli ook niet bezig aan de voltooiing zyner Woutergeschiedenis, en zyn er niet nog vele stukken in portefeuille?
Maar myn vraag is misschien onbescheiden en ik zal afwachten wat wellicht nog komen zal.-
Die Robbers heeft alvast zyn brieven niet. Hy dacht daar zeker een aardig duitje van te maken maar dat was mis.
Ik ken Robbers ook, maar het is een gelddief. Weest u maar heel voorzichtig met dien man. Maar nogmaals myn innigen dank voor het my toegezondene.
En nu wil ik nog een paar woordjes met u wisselen naar aanleiding van uw laatsten brief.-
Ik heb bemerkt dat u Dekker volstrekt niet ‘oud’ wilt hebben. Nu mevrouw, u kunt gerust zyn: hy was niet ‘oud’. Al wat ik van hem gehoord heb, gaf my den indruk van een èn lighamelyk, èn geestelyk nog jeugdig gebleven man; maar hem niet persoonlyk kennende, dacht ik dat de droevige ondervindingen van den laatsten tyd hem ouder hadden gemaakt. - Nu, ik heb my vergist. Ik kan my voorstellen hoe u aan iets erg beverigs en sufs dacht by de uitdrukking, ‘een byna 70 jarigen grysaard’. Maar zoó was de bedoeling toch niet!
Het doet my genoegen dat u de opmerking door my omtrent den IVen bundel gemaakt, goed vindt. Funke was een edel man. Door toeval ben ik in de gelegenheid dit volmondig te kunnen beamen. Ik kan my voorstellen dat de kennismaking met F, Dekker beter stemde. Dat DD. niet met myn Register kon instemmen, had ik kunnen verwachten. - Hoeveel moeite men ook aan een zoodanig ding ten koste legt, den [1.] den: kennelijke verschrijving. schryver van het werk, waarop het Register slaat, is toch altyd uit den aard der zaak moeielyk te bevredigen. En vooral, wanneer men zelf al eens geprobeerd heeft er een samen te stellen. Dan zyn de eischen die men zich zelf en dus ook anderen stelt, van zelf nog veel hooger.
Maar er zyn zoo vele, die myn Register geprezen hebben: Vosmaer, Muller en vele anderen, ook Hamer vindt het zeer goed, dat ik my hiermede maar troosten zal tegenover het idee dat ook velen nòg meer verwacht hadden.-
Het was eerst myn plan geweest, in 't geheel geen Alphabetisch Register achteraan te plaatsen. Het eerste Register was na lang overwegen myn eerste plan, dus een verkort overzicht van den Inhoud. Juist omdat het maken van Registers, die op woorden of op denkbeelden ‘klappen’, zooals u heel aardig zegt, in myn oog zoo groote bezwaren opleverde, -bepaalde ik my tot een verkorte Inhoudsopgave. Dat heeft my moeite genoeg gekost. Drie à vier maal is de copy omgewerkt en de correctie was zeer vermoeiend en tyd roovend, juist omdat ik een my zelf gestelde taak altyd zoo zwaar mogelyk opvat, en op het laatste oogenblik dikwyls nog tal van veranderingen aanbreng.-
Nu u het afgewerkte Register ziet, lykt het erg eenvoudig. Doch, u behoef ik niet te vertellen hoe moeielyk het dikwyls was den juisten inhoud der Ideën te ‘karakteriseeren’, met een enkel woord veelal.
Vosmaer maakte my opmerkzaam op een klein alphabetisch Register van personen en zaken achteraan, doch alléén van hoofdzaken. En zoó ontstond het tweede Register, waarin nòg meer arbeid zit dan in het eerste. - Hoofdzaken, goed, daar heb ik my aangehouden, maar personen, ze staan er byna alle in. Het is nog aardig uitgebreid geworden. Maar in een eventueelen 2en druk zal ik zeer zeker van enkele wenken en opmerkingen gebruik maken en denkelyk ook het alphabetisch Register nog wat uitbreiden. - Maar basta, hierover.
Die heer Westra [2.] Westra: Pieter Westra (1851-1919), aanvankelijk bewonderaar later ook bestrijder van Multatuli. De ergernis van Van Laar geldt de bijdrage van Westra aan het herdenkingsnummer van De Dageraad (15 maart 1887). schynt my een fraai menschen exemplaar toe! Bah! Maar hoevelen heb ik niet ontmoet, mevrouw, die net zoo waren! Nog zeer onlangs ontmoette ik iemand, die zich ook ‘vriend’, ‘vereerder’ enz van Multatuli noemde. Maar nog geen 10 minuten in gesprek of daar kwam de man los. De ‘vereerder’, de ‘vriend’ (vroeger candidaat in de theologie) begon met vuil te werpen. Ja, ik vereer hem wel als schryver, en denker ook nog, hoewel ik nog wel het een en ander zou aan te merken hebben, maar zie je zyn ‘zedelyk’ dat liet toch veel te wenschen over; enz enz. De rest voor een ieder duidelyk. Ik zeide hem natuurlyk te bemerken dat ik met een vyand te doen had, inplaats van met een vriend van Multatuli - en toen werd de man natuurlyk heel boos - en begon ook my met vuil te werpen. Zoó, mevrouw zyn er veel Westra's in Nederland, leden der groote groep Kappelman of Slenterman [3.] Slenterman: intrigant..
Maar gelukkig zyn er nog een massa beteren, al is hun aantal lang zoo groot niet als dat der anderen, en op die beteren kan Multatuli staat maken, en heeft het tydens zyn leven kunnen doen. Jammer slechts dat die ware vrienden meestal geen cent ter wereld hebben weg te geven, en zoo kon Multatuli helaas op finantieelen steun van die vrienden weinig rekenen. De rykeren, die het best missen konden... Neen, m'n heer, het is myn principe, geen letterkundige of andere verdienste te helpen; men moet zich zelf helpen, dat heb ik ook altyd gedaan, en daarenboven, Multatuli zegt ge - heel aardig geschreven heeft hy, dat moet ik zeggen, myn dochter leest op 't oogenblik juist iets van hem - maar zyn ‘zedelyk’, zie je. En men mag nooit onzedelykheid steunen. Zoó de rykeren, de onware vrienden van Multatuli.-
Maar genoeg, ondanks dit alles: zyn invloed zal grooter worden, zal zeér groot worden, er zal een tyd komen dat men geen beschaafd mensch kan heeten, als men de werken van Multatuli niet gelezen heeft: Multatuli is dus niet ‘oud’, zooals u ziet, mevrouw, er is een eeuwigheid voór hem en nà hem! Helaas, wat heeft de arme man dat alles tydens zyn leven duur moeten betalen. Wat al miskenning en kommer! Ja, daar was hy Hollander voor, wel mag men dit zeggen. Holland is ryp voor annexatie schreef my H C Muller onlangs nog: het is zoo.-
Ik behoef u niet te schryven, wat hier al zoo voor valt.
(....)
Vele groeten van myn vrouwtje, hoewel onbekend.
Met de meeste achting noem ik my
Uw toegenegen
J J van Laar