Multatuli.online

30 april 1887

Brief van mevr. G.C. de Haas-Hanau aan J.A. Roessingh van Iterson. Dubbel velletje postpapier waarvan blz. 1-2 en 3 (½) beschreven. (M.M.) De tekst lijkt onvolledig.

Rott. 30 April 87.

Waarde Heer Iterson,

Hartelijk dank voor de lezing van inliggenden brief. Ja, de inhoud is opgewekter dan die der vorigen. - 'k Ben blij dat Mies te vreden is met den uitslag van 't Wouterfonds en vooral ook dat ze de wijze van behandelen goedkeurt.

Wat 'n heerlijke vondst die menigte brieven van D. aan Tine! 't Is 'n ware schat! Dat Mies bij de lezing ontzaggelijk veel doorleefd zal hebben, spreekt van zelf. 't Is onbeschrijfelijk interessant, doch zeker ook diep, diep aangrijpend voor haar. Ze moet toch 'n sterk gestel hebben om zich staande te houden na zooveel en zoo hevige emoties!

Ja, de verkoop van 't huis is 'n lastige zaak - en, als 't eenmaal verkocht zal zijn, zal 't Mies héél wat smart kosten het te ontruimen. De kamer van Dek te moeten verlaten, dat heiligdom, waar alles haar zoo levendig spreekt van den eenigen voor wien ze geleefd heeft, - o! 't Offer zal haar zoo zwaar vallen.

Persoonlijk hoorden we in de laatsten weken niets van haar. ll. Dingsdag bracht mevr. Oebérius ons 'n kort afscheidsbezoek vóór haar vertrek naar H. waar ze met haar man 2 à 3 maanden denkt te vertoeven. Ze hebben een huis gehuurd te Ellecom by Dieren.

Wáár zal die arme lieve Mies nog belanden? Ik hoop in Ym's nabijheid. Ze begrijpen en waardeeren elkaar zoo volkomen en beider positie leent er zich zoo goed toe, om den wederkeerigen zeer intiemen omgang te begunstigen en voor beiden productief te doen zijn. 'k Ben er jaloersch van!