Multatuli.online

1 april 1887

Artikel in De Leeswijzer, blz. 314-315. (M.M.)

Multatuliana.

Groote verwarring in den lande...

Terwijl sommigen zich beijverd hebben om met alle gretigheid uit lade, map of kast hunne brieven van Douwes Dekker op te scharrelen en er uittreksels uit te geven ter voldoening van nieuwsgierigheid of weetlust, zijn anderen tegen die ‘slechte manieren’ in 't krijt getreden, zich beroepende op piëteitsgevoelens en op den eerbied verschuldigd aan de weduwe des afgestorvenen, als erfgename van diens geheimen.

Merkwaardig is hetgeen de Kamper Courant te dezen opzichte in herinnering brengt; een der ‘Ideeën’, verklaart ze, luidt aldus: ‘Ik protesteer ernstig tegen medeplichtigheid aan de vergrijpen die na mijn dood zullen geschieden, ter stilling van den dorst naar kennis mijner lotgevallen.’ [1.] Ik protesteer ernstig enz: zie Idee 362, V.W. II, blz. 528. Wij hebben dat Idee wel niet gevonden, ook in Van Laar's uitmuntend Register niet, maar het zal wel zoo wezen, en dan is de aanhaling voor de bescheidenen natuurlijk het best te vinden argument. Waar ook Vosmaer, een bizondere vriend van Multatuli, zich aan die zijde schaart, behoeft onze houding inderdaad niet langer onzeker te zijn en nemen wij voorloopig als kennisgeving het verzoek der uitgevers-maatschappij Elzevier aan, om onze brieven van den doode haar ten gebruike te zenden.

Eén punt moet hier nog worden aangestipt. Zoo treurig de manier is geweest van enkele dagbladen en tijdschriften, die hun leven lang Multatuli eenvoudig hebben geloochend of - minder eenvoudig - verguisd, om thans met veel pathos zich bij zijn lijk in de naarste weeklachten uit te putten, zoo ongepast komt ons ook het scepticisme dergenen voor, die met veel eerlijk gemeends den draak hebben gestoken. Multatuli, 't is tot verdrietens toe gezegd, heeft zelf haast geene gelegenheid in zijne min of meer vertrouwelijke brieven laten voorbijgaan om te doen uitkomen, dat hij ‘het land’ aan schrijven had. Den schrijver, als vaak gebeurde, op te hemelen ten koste van den waarheidszoeker en waarheidsapos-tel ergerde hem dan ook, en vandaar dat tijdens zijn werkzaam leven zich menigeen over de kunst zelve maar stilhield - om tot belooning niet op zijne beurt geïgnoreerd of minder aangenaam bejegend te worden. Doch de dood brengt nu eenmaal verandering in zulke verhoudingen, en ‘après le génie,’ dus laat zich mevrouw De Staël uit, ‘ce qu'il y a de plus semblable à lui, c'est, de le connaître et de l'admirer [2.] après le génie enz: na het genie is datgene wat er nog het dichtste bijkomt hem te leren kennen en bewonderen (fr.).’ Misschien is de uitspraak wat overdreven, maar beminnelijk en waard der behartiging is ze óók.

Onze Multatuli-literatuur zal intusschen wel bereids eenige boekdeelen vullen. De schoonste bijdrage komt mij voor geleverd te zijn door de vereeniging ‘De Dageraad’ in haar evenzoo genoemd orgaan [3.] De Dageraad: zie blz. 279 e.v.. Dr. H.C. Muller beschrijft zeer fraai een persoonlijk - zijn eerste - bezoek, aan Douwes Dekker vóór ettelijke jaren gebracht in dezelfde villa, waar hij ontsliep, en dan beschrijft hij de vernieuwde kennismaking in '86; J.J. Van Laar vestigt met name de aandacht op de Wouter-geschiedenis en de verwantschap van Multatuli met Heine; in eenige kernachtige regelen poogt C. van der Zeijde de vraag: ‘Waarvoor heeft hij geleefd?’ te beantwoorden; terwijl P.J. Van Eldik Thieme eene door hem bijgewoonde lezing schetst. Van Mr. H. Cosman ontmoeten we een drietal coupletten, bij ‘Multatuli's graf’; Dr. Hk. De Vries wijdt ‘aan zijne nagedachtenis’ een flink woord, ook eenige meer intieme aangelegenheden rakend; nog huldigt hem H.F.A Peijpers wat zijne zienswijs betreffende Atjeh aangaat, en beproeft een parallel tusschen hem en Voltaire te trekken; in een slotwoord eindelijk komt de critiek over Multatuli te berde. Buitendien is aan de aflevering een verdienstelijk door Overman geteekend portret toegevoegd, uit den tijd toen Douwes Dekker Indië verlaten ging.