20 maart 1887
Brief van L.E. Gerdessen aan Mimi. Dubbel velletje postpapier waarvan blz. 1 en 2 (¾) beschreven. (M.M.)
Haarlem 20 Maart 87.
Mevrouw,
Hierby de drie brieven [2.] brieven: zie V.W. XV, blz. 770 en V.W. XVI, blz. 57 en 118. waarvan sprake was.
Beter gebruik dan ze u toe te zenden, geloof ik niet er van te kunnen maken. 't Zijn bewijzen van Multatuli's goed hart en daarom (niet voor mij) het ruimer bekend worden waard.
De eerste brief eindigt met ‘mag ik u een raad geven’ daarmede wil ook ik dezen eindigen, doch ik wacht niet als M. voor g'er my naar vraagt.
Nu dan ongevraagd mijn raad is deze: Mevrouw, schift en rangschik naar welgevallen, maar laat de verzameling zoo volledig mogelijk zijn, onbesnoeid, laat geen vrees voor Kappelman u weerhouden, alles weer te geven zooals 't door Multatuli gegeven is. Ook al was't geen heiligschennis daaraan te vijlen of te schaven, verscheen misschien over een paar jaar een andere (vervolledigde uitgaaf) een reeks onuitgegeven of nagelaten brieven enz enz. juist als 't met Heine's brieven het geval is geweest.
En... maar 'k vergeet daar dat ik aan Multatuli's weduwe schrijf; dat zij het is die ordenen en rangschikken zal, m'n raad dus geheel overbodig is. Geloof mij met de verschuldige hoogachting
steeds dienstwillig
E. Gerdessen [1.] Onder de handtekening staat in potlood - in Mimi's handschrift - genoteerd ‘Oud-Kaptein der Infant. H’