13 maart 1887
Brief van Henriëtte Dupont aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (½) beschreven. (M.M.)
Parijs [1.] Parijs: de briefschrijfster studeerde in deze periode Frans te Parijs. 13 Maart 87.
Lieve Mevrouw. Heel veel dank voor uw brief, u begrijpt hoe goed het mij doet een hartelijk woord te hooren over onzen goeden, onvergetelijken vriend. Ik zit hier zoo alleen en kan natuurlyk met niemand praten over hetgeen me geheel en al vervult. Toch heeft ook dat zijn goede zijde, liever ben ik alleen met mijn gedachten, dan met menschen te moeten spreken die tamelyk onverschillig zijn. Ik begrijp hoe het plotselinge bericht van zijn dood u geschokt moet hebben, vooral na de goede berichten, die we in den laatsten tijd ontvingen. De laatste brief van Mevrouw was zoo hoopvol, ze maakte al plannen voor den zomer. Hoe moet zij nu te moede zijn! Als ik aan haar smart denk komt ons verdriet me klein en onbeduidend voor. En toch klein is het niet. En wat zal Mevrouw nog veel onaangename en stuitende ondervindingen moeten doormaken, vooral als ze met de wet in aanraking komt. Om te beginnen die verbanning van Dek's kamer. Hoe wreed, het kan haast niet erger. Oom Henri [2.] Oom Henri: H.C. de Wolff. schreef me van de plannen die u en eenige van Dek's vrienden hebben. Op het oogenblik zal alles wat er om haar heen gebeurt, haar wel onverschillig zijn, maar voor later is 't goed dat de vrienden snel handelend optreden. Hoe prettig dat Mevr Oberius op het nood-lottige oogenblik bij haar was en dat u ook zoo gauw kon komen. Hoe vreeslyk leeg en stil moet het huis nu zijn, nu Dek er niet meer is.
Neen ik heb de advertentie in de NRC niet gelezen maar Oom Henk [3.] Oom Henk: eveneens H.C. de Wolff. schreef 't mij, Hoe schandelyk en laag. Kan niemand het verhinderen, zijn er geen termen te vinden om het te verbieden? daar toch z'n vrouw en z'n familie nog leeft? Ik hoop alleen dat niemand erop zal antwoorden; ieder die Dek eenigszins kende moet weten welk 'n afkeer hij heeft van het publiceeren van brieven en hoe het denkbeeld dat dat eens zou kunnen gebeuren hem altyd hinderde in uiting, wie het dus toch doet is een schurk, erger dan 'n dief. Hoe vindt u toch dat onmogelyke stuk in de portefeuille? ik vind het om den man af te ranselen.-
U ziet, Mevrouw, het is geen echte parijsche brief, dien ik u schrijf, u weet ook niet wat 'n geweld ik mezelf moet aandoen om over iets anders te schrijven. Ik bedankte u en Lientje nog niet eens voor uw lieve verjaarsbrieven. Telkens wilde ik u antwoorden, maar - uw brief was zoo vroolijk, dat ik er geen moed toe had. Wat u in 't begin van uw brief schreef, nl. dat u plan had indrukken van de laatste weken te beschrijven, is dat alleen voor uzelf of ook voor anderen? In dat laatste geval zoudt u me een heel groot plezier doen door me toe te staan ze te lezen. Doet u het liever niet, dan moet u zich maar houden alsof ik er niet van gesproken heb, wilt u? Nu lieve Mevrouw, u bespaart me alle beschrijvingen over Parijs, niet waar? Ik ben overtuigd dat u op dit oogenblik even onaangenaam zoudt vinden ze te lezen als ik om ze te schryven. Myn hartelyke groeten ook aan uw man en Lientje.
Uw liefhebbende
Henriette