11 maart 1887
Brief van Jan C. de Vos aan Mimi. Enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
's Gravenhage. 11 Maart. 87.
Aan Mevrouw de Weduwe
M. Douwes Dekker-Hamminck Schepel.
Mevrouw,
Reeds vele dagen geleden wilde ik U schrijven. Ik stelde het uit om allerlei redenen, die U niet kunnen treffen.
Ik heb maar weinig te zeggen, tegenover de groote, de onherstelbare ramp, welke U trof.
Het is dit: dat ik, hoewel ik U niet ken, innig deelneem in Uw smart; dat ik de oprechtste sympathie heb voor U, die zoo goed geweest zijt voor hem; dat ik zelf zeer levendig getroffen ben geweest door den dood van den man, wiens geschriften mij hebben opgevoed, mij hebben leeren denken, voelen en handelen in mijn kringetje.
Als mede-redacteur van De Lantaarn zend ik U hierbij eenige exemplaren van het nummer, waarin wij onze rouwe toonden over zijn dood.
Het is maar weinig, Mevrouw, doch versmaad het, bid ik U, niet omdat het weinig is.
Met een vriend had ik juist het plan gevormd dezen zomer naar Nieder-Ingelheim een pelgrimstocht te maken, om hulde te brengen aan hem, die door zoovelen vereerd is als hun god.
Wees verzekerd, Mevrouw, van mijne oprechte deelneming in Uw ontroostbare smart.
Uw dw
Jan. C. de Vos