10 maart 1887
Brief van Mimi aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (⅘) beschreven. (M.M.)
N. Ingelheim 10 Maart 1887.
Beste Bruinsma! Heden morgen ontving ik uw brief. Dat had die arme lieve dek eens moeten weten! Ik ben bly met wat gy en Vosmaer schreeft.
Hierby sluit ik in den brief dien Robbers my schreef ge zyt dan geheel op de hoogte. (Ik heb hem nog niet geantwoord, en zal daarmee nu wachten tot nader order). Ofschoon hy in dien brief zegt dat hy de brieven niet zou uitgeven zonder myn toestem-ming, zoo zou ik daar niet op vertrouwen. Het plaatsen der advertentie (zonder myn voorkennis) en de toon daarvan is zeer onkiesch. Robbers heeft geen het minste recht op die brieven, en het is zeer de vraag of hy mij een stem zou geven by de uitgave. Als gy het goed oordeelt en noodig, machtig ik U dus volkomen tot wat ge voorstelt en ben U heel dankbaar dat ge voor ons opkomt.
Misschien zal de onzekerheid waarin Robbers verkeert over wat ik van copy enz, van dek enz enz nog in bezit heb hem gedwee maken. Het is zoo dat er nog eene geldzaak te vereffenen is! maar dit geeft geen recht op de brieven. Daar kan elke andere uitgever evengoed om vragen.
Vandaag voor 3 weken werd dek pas wat minder wel en nu het is niet te denken!
Samen heel hartelyk gegroet
tt
Mimi DD