8 maart 1887
Brief van J.H. de Haas aan F.M. Wibaut. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 2 (½) beschreven. (M.M.)
Rotterdam, 8 Maart 87.
WelEdele Heer,
Zeker zullen wij u en den Heer de Witt Hamer gaarne ontvangen, maar toch geef ik U ter bedenking dat bezoek uit te stellen tot na v. Iterson's terugkomst uit Ingelheim. Deze Heer is gisteren daarheen gereisd en blijft er enkele dagen. Ik zou meenen dat 't best was zijn terugkomst af te wachten en hem dan tegelijk met ulieden bij ons te noodigen. Daartoe zal ik hem schrijven, dat hij zich met u beiden verstaat omtrent den dag (het uur van twee namiddag is ons steeds welkom) en mij dien twee dagen te voren opgeeft, dan zal de Wolff ook tegenwoordig zijn en zal ik Haspels er van verwittigen. Als ik dit zoo schrijf, is het omdat de eerste meer meester is over zijn tijd dan de laatste.
Als deze wijziging in uw voornemen uwe instemming verwerft, behoef ik geen antwoord. Ik meld U dan de terugkomst van den Heer van Iterson.
Hoogachtend
UwDienstwillige
J.H. de Haas