Multatuli.online

18 november 1886

Artikel van Apan in De Wageningsche Courant. (Openbare Bibliotheek, Arnhem; fotokopie M.M.) Fragmenten.

Open brief aan Multatuli.
(Buiten verantwoording van de Redactie).

Hoewel wij tot veler leedwezen niets meer van U hooren, noch bij monde, noch in geschrifte, meen niet dat wij U daarom vergeten hebben.

Is de sympathie, die Uwe werken in Europa ondervonden, gebleken helaas gering te zijn, uit de weinige uitwerking, die zij bij het Nederlandsche volk opleverden, hier in uw dierbaar Insulinde is dit bij lange na niet het geval.

En al moge ook op Uwe onvermoeide pogingen, om ons door bewijzen gestaafde waarheid te leveren, slechts lauwheid en indolentie, zoo niet erger, gevolgd zijn, wees er van overtuigd, dat hier de waarheid van Uwe Indië betreffende geschriften maar al-te-vaak aan den dag komt.

In Uw brief aan Laura Ernst [1.] brief aan Laura Ernst: V.W. III, blz. 35 e.v., opgenomen in den bundel ‘Verspreide Stukken’, komt een zinsnede voor, geheel op Uwe geschriften en U zelf toepasselijk:


‘Zie, ik wil niet gelooven, dat het u liever ware geweest wat indruk te maken op vélen, dan véél indruk op weinigen. Ge hebt immers meer genot van 't besef der waardeering uwer scholieren, dan ooit het tellen dier leerlingen u zou kunnen geven, als de zaal beter bezet ware geweest.’

Op het Nederlandsche volk daarentegen blijft steeds toepasselijk uwe helaas zoo ware uitroep: ‘Nederlanders ge kunt niet lezen!’ Was dat immer waar, in nog veel grooter mate is dit thans het geval, ja, men zou zelfs tot de veel grootere beschuldiging mogen besluiten: ‘Nederlanders, ge wilt niet lezen!’

Zoo ooit een volk bedrogen werd, nooit kan dat erger geweest zijn, dan in het laatste vijf-en-twintigtal jaren der hooggeroemde en nooitvolprezen 19de eeuw.

Waar moet het met het zelfbestaan van Nederland op deze wijze heen?

In het moederland heerscht onder de hoogste regeeringspersonen een kwade geest, die den minister van koloniën ook schijnt aangetast te hebben. Overal hooren zij noodkreten dat de koloniën ten gronde gaan en dat er dus met Neerlands welzijn hoogspel gespeeld - en daarbij Neerlands eer in de weegschaal gesteld wordt.

(....)

Gij, Multatuli, die voor het belang van Insulinde en zijne bevolking alles hebt opgeofferd, zult toch die meening niet deelen?

Ziet Gij geen middel om - zij het dan ook voor nog een enkele maal - het Nederlandsche volk wakker te schudden en te overtuigen van de noodzakelijkheid om den tot nu toe ingeslagen weg te verlaten, dat volk tot den uitroep te brengen: ‘tot hiertoe en niet verder; wij willen niet langer bedrogen zijn!’? Of vreest Ge met mij, dat het eerst nog verder moet komen, dat eerst de koloniën verloren en Nederland een wingewest geworden moet zijn, wanneer het volk van Nederland zijn nationaliteit verspeeld en zijn welvaart te gronde gericht zal hebben?

(....)

De toekomst van Nederland, het bestaan van Insulinde vertrouwen zij, die in U gelooven, aan U toe. Uw taal is krachtig en de Natie heeft het hooren naar woorden van waarheid toch nog niet geheel verleerd hopen zij.

Vaartwel.

Java, 13 Aug. 1886.

APAN.