Multatuli.online

mei 1886

Fragment van het artikel ‘Een nabetrachting’ van M.C. Piepers in De Indische Gids jrg. 8, blz. 630-631. (K.B., 's-Gravenhage; Fotokopie M.M.)

(....) Dat geschiedt onder den invloed der sociaal-democratische theorie.

De volksleider, die deze op de Nederlandsche halfweters heeft ingeënt was Multatuli, naar zijnen wensch de dictator der Nederlandsche commune. Zijn talent, zijn stijl en zijne zeggingskracht maakte hem tot die rol ten zeerste geschikt en hij vervulde ze dan ook lang niet zonder gevolg. Degene, die zijne geschriften kent, zal daarin al het kenschetsende dier dwaalleer terugvinden. De schimpscheuten b.v. op de wetenschap en hare beoefenaars overal waar het maar mogelijk is, zeer bij voorkeur echter gericht tegen theologen en juristen. De samenkoppeling is namelijk bij hen zeer geliefd en berust in de eerste plaats op onkunde. Ignorantia omnis malitiae fons est [1.] Ignorantia etc.: Onwetendheid is de bron van alle kwaad (lat.). Voor hunne onwetendheid is toch het recht een onbepaald, nevelachtig abstract begrip. Dat dit heel wat anders is dan dat concrete maatschappelijk recht, waarmede de rechtswetenschap zich bezig houdt begrijpen zij niet; naar hunne voorstelling beweegt deze en hare practijk zich op dat nevelachtig gebied, hetwelk voor hen aan geloof en mystische begrippen na verwant is. Daarom scheren zij de beide vakken over éénen kam. Maar er is nog eene andere reden voor die vereeniging. Beide vertegenwoordigen namelijk bovenal dat beginsel, hetwelk het meest der ongeoorloofde begeerten dezer beroerders in den weg staat en door hen daarom het sterkst gehaat wordt, dat der zedelijke en maatschappelijke orde; nevens den aartsbisschop vermoordde dan ook de Parijsche commune zonder eenige aanleiding den Procureur-Generaal bij het hof van cassatie.

Hierbij komt nu in Multatuli's werken wel niets meer uit dan die halfwetersverwaandheid, op zoo schrikbarende wijze opgeschroefd, dat zij steeds is in het oog gevallen. Daaronder eene eigenlijke schooljongenspedanterie. Met al zijn schelden op de theologen en juristen houdt hij er ontzettend veel van om gebruik te maken van woorden bij hen in gebruik, spreekt b.v. zeer gaarne over ‘metaphysica’ en bezigt allerlei rechtstermen, natuurlijk met geene zeldzame flaters. Niets is hem aangenamer dan zich bij het groote publiek der halfweters voor te doen alsof hij werkelijke wetenschappelijke kennis bezat, wat zij, maar zij alleen dan ook, steeds gaarne geloofden. De taalwetenschap is hem bovenal een geliefkoosd stokpaardje; dolgaarne jaagt hij het een of ander hier-over links of rechts opgeraapt, over Sanskriet b.v. te pas en hangt dan daar, liefst onder de opmerking dat de als geleerden in dat vak bekenden maar domkoppen zijn, zijne wijsheid te luchten. Men zie b.v. zijne 661ste en 662ste Ideeën [2.] 661ste en 662ste Ideeën: zie V.W. VI, blz. 637 e.v. De nummering der Ideeën klopt vaak niet met die van latere uitgaven. waarin hij ten deze naar hartelust en onder de grofste flaters doorslaat. (....)