Lijst van brieven op datum
12 juni 1884
van
G.L. Funke (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886 (1993)
12 juni 1884
Brief van G.L. Funke aan Multatuli. Dubbel en enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1-5 en 6 (⅚) beschreven. (M.M.) Met gedrukt briefhoofd G.L. Funke Nieuwe Herengracht bij de Amstel, 37.
Amsterdam, 12 Juni 1884
Beste Dekker! Uw vriendelyk schryven heeft mij als vanouds deels zeer aangenaam, deels byzonder weemoedig gestemd. 't Is helaas waar: hoe hoog men U ook als letterkundige waardeert, als pleiter voor het welzyn van Staat en Volk hebt Ge nog weinig succès. Iedereen ziet nu eindelyk in hoe ontzettend dom b.v. die oorlog tegen Atjeh is, en algemeen erkent men dat Ge tydig genoeg gewaarschuwd en voorspeld hebt hoe 't loopen zou; iedereen is 't met U eens dat v.d. Putte en consorten verdienden uitgeworpen te worden, maar niemand wil de kat de bel aanbinden zoolang nog de flauwe hoop blijft dat wy de schande zullen ontkomen van Atjeh te moeten verlaten. Dat bovendien een eigenaardige opvatting van fatsoenlykheid in deze zyn rol speelt, weet Gy beter dan iemand. Toch moet Ge niet menen dat Ge als vergeten burger leeft: in 1883 toch, een jaar waarin geen enkel boek van U herdrukt werd en er geen nieuw leven in Uw litteratuur kon gebracht worden verkocht ‘Elsevier’ voor f3600.- netto (boekverkooperspryzen), dus bruto voor ca f 5000. - van Uwe boeken, een bedrag dat stellig niet één Nederlandsche auteur haalt en dat mij zeker doet vertrouwen dat er eenmaal een tyd moet komen dat men U algemeen als de Apostel der nieuwe richting op sociaal en staatkundig gebied zal erkennen. Al is de troost schraal, Ge zult erkennen dat tal van groote geesten vòòr U Uw lot hebben gedeeld en zelfs Spinoza's beeld in onzen tyd nog voor velen een gruwel is. Zeer innig betreur ik 't dan ook dat Ge U niet kunt los maken van de tegenwoordige stemming en daardoor Uwe anders zoo énorme werkkracht zoo bitter verlamd is. Er zou inderdaad een juich kreet uit het volk opgaan als Ge nog eens wildet optreden, al was 't dan ook niet zonder scherpte van pen. Doch zooals ik zeî, ook zonder dat leeft Ge niet als vergeten burger! Jammer slechts dat Uw zwijgen door sommigen als uitputting wordt opgevat en anderen daarover in de handen wryven!-
Met Naatje Fribourg is alles geschikt. Gy behoeft u niet over haar te bekommeren, want vooreerst althans heeft ze naar my bleek inkomsten genoeg om op het Hofje te kunnen blijven. Er is geen het minste gevaar dat zij ooit tot gebrek zal vervallen. Ook scheen zy mij uiterst tevreden dat Ge haar zooveel jaren hadt ondersteund en geheel niet verwonderd dat Ge dit niet levenslang volhield.
Ik heb Uwe opmerkingen over ‘Quintus'’ buitenlandsche berichten hem voorgelezen en heb de hoop dat hy zijn belofte om er ‘zyn voordeel meê te doen’ zal nakomen. Dat Ge hem als Quintus hadt opgemerkt, deed hem blijkbaar innig goed.
Paap's Satire? - Och ja ik heb ze gelezen, maar moet bekennen dat ze mij heeft doen gapen omdat ik er nauwelyks de helft van begreep. Wat P. er aan heeft voor zoo'n klein clubje te schrijven dat zyn raadsels kan snappen, terwijl hy talent genoeg bezit om duizenden naar zich te laten luisteren, vat ik niet best. Ik vind er iets droevigs in als een zoo jong man zijn gaven gebruikt om anderen te geeselen, die misschien met al hun zwakheden voor de maatschappy meer nut stichten dan hy. Laat P. eerst metterdaad toonen dat hy ten bate der menschheid iets beters weet te leveren en dàn die brekebeenen weg sabelen. Voor 't laatste blykt hy nu eenmaal een aangeboren talent te hebben ergo behoeft hy zyn kostbaren tyd vooreerst niet langer dàarvoor af te zonderen! - Dat toegeven in zucht naar critiek zal P. een heel onbeminnelijk mensch maken die ten slotte door iedereen geschuwd zal worden. Hoe nu een jong mensch zoo'n positie begeerlijk kan achten, is my een raadsel!-
Hartelyk dank voor Uw voorstel om mijn heele nageslacht met de moeder incluis in de kost te nemen! Als altyd doet Ge Uwe zaken breed en blyft Ge tot den dood een koninklijke natuur. Maar al stapelde ik onbeschaamd weg al dien last op Uwe taaie schouders, het zou me niet baten. Immers zoodra ik maar met Marie naar Gelderlands heuvelen trek, waar de lucht iets fijner is dan in Holland, wordt de hoofdpijn heviger. Een reisje naar den Rijn dat ik eenmaal met haar durfde ondernemen, moest ik afbreken omdat zij van den 1n dag af, toen wij te Godesberg aankwamen, berstende hoofdpijn had, die haar niet verliet vóór wij weêr tehuis kwamen. Voor die kwaal is blijkbaar nog geen kruid gevonden; trouwens zij torscht die met duizenden vrouwen, wier bloed-armoede niet te converteeren [1.] converteeren: doen omslaan, veranderen. schijnt, en zij schikt zich van lieverlede in de zekerheid dat iedere maand haar tot eenige dagen bedlegerigheid doemt!
Wees met Mimi hartelijk van ons gegroet en alles liefs gewenscht.
Uw vriend
G.L. Funke