Lijst van brieven op datum
25 april 1883
van
Multatuli
aan
Gosewina Carolina de Haas-Hanau (bio)
Volledige Werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883 (1991)
25 april 1883
Brief van Multatuli aan mevr. G.C. de Haas-Hanau. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4(⅘) beschreven. De brief is de volgende dag voltooid. (M.M.)
N. Ing. Woensdag
lieve beste hartelyke Lina! Terstond beantwoord ik uwen brief (aan Mies, maar dat's geheel tzelfde) die me zéér deed om den smartelyken indruk die U beheerscht. En de oorzaak daarvan is karakterizeerend. Al uw verdriet is 'n harte zaak. Juist daarom ook antwoord ik terstond, opdat ik tenminste het myne doe om uw grieven niet te verzwaren. Ja, zéér karakteristiek! Zonder uw innige goedheid zoudt ge geen verdriet hebben, of althans nu 't verdriet niet dat u zoo treurig maakt. Lieve Lina, bekommer U toch niet over 't uitblyven van dat jasje en die malle bokkings. Kyk, dàt deel van uw smart kunt ge toch van u afwerpen! Al kwam er nooit 'n jas te voorschyn, en al liet nooit meer 'nbokking zich rooken, wat zou dat? Haal u toch niet in't hoofd dat ik U van lauwheid zoo verdenken. Dit is onmogelyk! Me dunkt dat ik redenen heb om Uw liefhebbend en opofferend hart te kennen en te waardeeren! Ik moest wel gek en slecht wezen om te vergeten hoe uw geheele zyn hartelykheid en vriendschap is. Lieve, trek u toch dat uitstel met die dingen niet aan. t Zyn immers zaakjes van ondergeschikt belang. En al ware dit anders, al hing myn geluk van dien jas en bokkingen af, dan nog immers weet ik dat gy doet wat ge kunt, en 1000 maal meer dan door ieder ander zou gedaan worden. Ik zou nu kunnen zeggen.: ‘Wat spyt het my dat ge van die zaakjes zooveel moeite hebt’ maar dit mag ik niet eens zeggen. Van uw ‘moeite’ wilt ge niet eens hooren. 't Is maar net alsof dat vanzelf spreekt, en alsof ik er niet dankbaar voor wezen mag. Nu is het toch wat erg dat je bovendien nog verdriet hebt over de belemmeringen die anderen je in den weg leggen. Och, neem je ergernis wat my betreft toch wat makkelyker op.
‘Wat my betreft!’ Want de andere hoofdgrief, over [1.] over: oorspr. stond er die. de koelheid van de menschen met wie je zoo vriendschappelyk verbonden was, kan ik niet zoo makkelyk uit den weg cyferen. Het doet my voor u en dien besten Haas innig leed. En... ik begryp er niets van! Reden kan er voor die teruggetrokkenheid niet zyn, maar er moet toch 'n oorzaak wezen. De natuurlyke indruk die je klachten op my maken is in de eerste plaats: ‘zou ik iets kunnen doen?’ Deze vraag legde ik myzelf al lang voor, maar 't antwoord is gedurig ontkennend, omdat in zulke verhoudingen de ‘derde persoon’ de toenadering belet. Menige verzoening is uitgebleven omdat een tusschenpersoon er was bygehaald of er zich ingedrongen had.
(Zoo byv. is 'n kind zelden hoofdig als men met hem alleen is. Het by zyn van getuigen maakt hem koppig.)
Met De Wolff of een ander lid der familie in aanraking komende, zou ik vermyden op den vriendschapsbreuk te zinspelen, juist om te vermyden dat de zaak door 't noemen harer naam consistentie kreeg. Maar of 't niet goed wezen zou dat gy zelf ruiterlyk hem naar de oorzaak vroegt, zie dat is 'n andere vraag! Wie weet welk misverstand er bestaat, dat met één woord uit den weg ware te ruimen. Kunnen er ook kwaadsprekers of achterklappers in't spel zyn?
En nog iets. Hoe beoordeelt De H. de zaak? Is hy 't geheel met u eens in 't beoordeelen van de blyken der verkoeling? Kunt ge u ook vergissen? Zyn zy misschien van meening dat gy anders dan vroeger omtrent hen gezind zyt? Het is denkbaar dat uw (misschien verkeerde) opvatting van hùn toon u daartoe aanleiding gaf, of: aanleiding om 't hen te doen denken. Er zyn voorbeelden van verwydering ten-gevolge van... niemendal.
Het gezegde van Jo's broertje: ‘neen volstrekt niet (d.i. “er is geen belet”) de intieme vrienden en tante Joan zyn binnen’ kàn heel leelyk worden uitgelegd (door op ‘intieme’ te drukken, misschien) maar ook voor onbeteekenend gelden, en dit moet het wel zyn, daar men toch nooit - hoe ook de stemming zy! - 'n kind zou kiezen tot overbrenger van... ja toch! Men zou door 'n kind 'n onaangename boodschap kunnen laten geven, maar toch nooit hem als't ware dresseeren tot het kiezen van bewoordingen die door toon moesten kwetsen. Er kan toch niet worden verondersteld dat men hem zoo'n antwoord heeft voorgeörgeld. Bovendien de strekking is niet duidelyk. Al had nu dat kind de missie om scherpte te leggen in 't onderscheiden van intieme bezoekers en anderen, dan nog zou hy door er by te zeggen: ‘géén belet’ eigenlyk meer hebben te kennen gegeven dat ge er wèl by behoorde dan niet. Correct ware (by booze bedoeling) de samenhang geweest als hy gezegd had: ‘de intieme vrienden zyn er, dus voor u is belet’
Maar dit alles kunt gy beter dan ik beoordeelen.
Donderdag
Gister gestoord. De jongen gaat naar 't ‘Ort’ en daarom verzend ik dit maar. Vervolg hierna. Dag beste lina, dag beste Haas!
Uw liefh. Dek
bekommer je toch niet over dien mallen jas en die bokking!