Lijst van brieven op datum
4 april 1882
van
Multatuli
aan
Willem Paap (bio)
Volledige Werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883 (1991)
4 april 1882
Brief van Multatuli aan W.A. Paap. Dubbel velletje postpapier waarvan blz. 1-3 en 4(⅓) beschreven. (M.M.)
N. Ingelheim 4 April 82
beste Paap! (Ik schryf nog altyd met 'n lapjen om m'n duim. Heel lastig!)
Gisteravend zond iemand my afschrift van een hevig artikel in 't Handelsblad. Van nacht heb ik overdacht wat my te doen staat, ook om de mannen die zoo nobel voor my optraden, niet in den steek te laten.
De eerste indruk was natuurlyk: het stuk beantwoorden, en nog zeg ik niet dat ik dit niet zal doen. 't Is makkelyk en moeielyk tegelyk. Makkelyk wat het fond [1.] fond: inhoud (fr.) aangaat van 't legio dingen die in dat stuk voorkomen. Maar onbeschryfelyk moeielyk en pynlyk om het vele dat ik daarby moet overhoop halen. Om kompleet te wezen, zou myn repliek 'n boekdeel vullen, ja meer dan een! Om te voorkomen dat elke assertie [2.] assertie: bewering stof gaf tot nieuwe zysprongen zou ik èlk voorval èlke zaak van den grond af moeten ophalen, en telkens meer aan 't bewyzen moeten gaan. In één woord: ik zou 'n groot stuk ‘Mémoires’ moeten schryven. Daartoe ben ik wat moê. Maar dit is niet de hoofdreden van myn tegenzin. Moê of niet moê, men moet op zyn post staan. En de myne is nu naast de teekenaars der Circulaire. Ook zie ik geen kans - daar ik zeer moeielyk werk [*] ‘moeielyk werk.’ niet in deze zaak of alleen in deze agitante dagen, maar altyd. Niemand heeft besef van de zwakte van m'n denkvermogen. De eenvoudigste zaak kost my inspanning. Vandaar dat praatje over ‘Genie’. Als 'n kind moet ik by elk overleg tot den grond toe teruggaan heel vermoeiend! en dan - zoo goed ik kan - zuiver doorredenerende, kom ik dikwyls tot slotsommen die ongewoon-waar zyn, of waar en ongewoon.- - zoo'n stuk of boek op z'n tyd gereed te hebben, wat evenwel ook nièt de hoofdreden is van 't voorstel dat straks volgt.
Wèl hoofdreden is dat ik zooveel intieme zaken zal moeten aanroeren, die ik voor 't groote publiek nièt behandelen kàn. (Juist op dien tegenzin, op die onmogelykheid is 't heele stuk van't Hbl. aangelegd.)
Nu vraag ik U of 't niet goed zou zyn dat ik in Holland kwam om mondeling in een vergadering van 10-20 van de heeren die onderteekenden, met het Hbl. in de hand regel voor regel te behandelen? Ik meen dit zóó te kunnen doen dat die heeren zich in gemoede zullen verantwoord vinden openlyk te verklaren dat het artikel van 't Hbl., na my te hebben gehoord, hun geen reden geeft iets terugtenemen van wat zy beoogden of zeiden.-
Ook die reis en wat er volgt, is me pynlyk, vooral daar ik onwel ben (niet ziek, maar beurtelings over- en afgespannen) doch ik zie in dat ik trouw moet zyn aan wie my trouwen waren!-
Laat dezen br. lezen aan de h.h. Zürcher, Korteweg en wie U voorkomen 't geschiktst te zyn om hierin een beslissing te nemen! Erken dat de uitslag al zeer schitterend zou moeten zyn om optewegen tegen zooveel ergernis! Neen, dit kunt gy niet beoordeelen omdat ge de intime verhoudingen niet kent die ik zal moeten aanroeren. O, zoo bitter!
Hartelyk gegroet
tt
Dek
Wees zoo goed my een ExrHand bl te zenden. Dat afschrift is wat slordig geschreven. Och, wat heb je'n moeite van me!-
Heb je die brochure ontvangen?-
Laat s.v.p. reeds nu zooveel mogelyk die brochure circuleeren. Dan is ten minste [3.] ten minste: oorspr. gevolgd door op 't officieel terrein. het officieel gedeelte der zaak op 't ware terrein gebracht, waarvan ze telkens met opzet wordt weggedrongen ‘Niet verzet tegen de wet, maar tegen het schenden van de wet!’