Lijst van brieven op datum
24 maart 1882
van
J.W.E. Duitz
aan
Vitus Bruinsma (bio)
Volledige Werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883 (1991)
24 maart 1882
Brief van J.W.E. Duitz aan V. Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1 en 3 beschreven. (M.M.)
De WelEdZGel. Heer
Dr Vitus Bruinsma
Mynheer!
Uw geacht briefje benevens circulaire is mij geworden. Mijn afwezigheid van Amsterd. zal waarschijnlijk oorzaak zijn, dat het plan in genoemde circulaire mij geheel onbekend bleef. Dat spijt mij inderdaad, aangezien ik mij gaarne bij de HH. onderteekenaars had aangesloten, waaronder ik een aantal goede bekenden aantrof.
Ik heb een voorloopige bijdrage van f80 op zijde gelegd en verwacht nog eenige bijdragen van 'n stuk of wat vrienden, wien ik circulaires met een aanmoedigend woordje mijnerzyds gezonden heb. Véél stel ik mij daarvan niet voor - want alhoewel ik alléén hen circul. gezonden heb, van wien ik weet dat zij met veel genoegen een bewijs van waardeering voor Mult. beschikbaar stellen, weet ik echter zeer goed dat de Nederlanders in de meeste gevallen wat àl te naauwkeurig de waarde van een Hollandschen gulden berekenen. Enfin! Veel kleintjes... etc.
Zal ik u dat geld òverzenden of acht gij het gemakkelijker dat ik het den Hr van der Goes ter hand stel? Wat Uw geacht briefje betreft - met ingenomenheid heb ik daarvan kennis genomen. Het krachtig optreden van den Hr P [1.] P.: M.T.H. Perelaer, zie bij 7 maart 1882 (bedoeld is Het Vaderland).. in den ‘Amsterdammer’ ('n juweel van 'n stuk! dàt doet nog-eens goed!) - zal hoop ik krachtige vruchten afwerpen. ‘Recht voor Havelaar, recht voor Indië...’ Welke Nederlander wiens hart voor waarheid en recht klopt, heeft zich niet eenmaal in zijn leven dat idéaal voor oogen gesteld?-
Dat gij mij, zoo uw plan tot uitvoering komt niet zult vergeten - daar reken ik op; èn - mogt ik tot de voorbereiding daarvan het een-of-ander kunnen bijdragen, dan vindt gij mij bereid en geheel ten uwer dienste. Én waar het de voorbereiding - èn waar het de uitvoering betreft, stel ik mij geheel ter uwer beschikking.
Ik zie met verlangen, het e.k. nommer van den ‘Amsterdammer’ te gemoet. Ik hoop er een repliek in te vinden op de infâme commentaar in het Handelsbl. van... Dinsdag meen ik. [2.] Zie bij 21 maart 1882. Ik heb dat ding uitgeknipt en het een plaatsje gegeven op bladz 66 van den 3den Bundel Idëen... gij weet wel, waar Kappelman een filosoph. bui heeft. Kappelman & Droogstoppel reiken elkâar in deze commentaar de hand. het moge Z welgaan voor mijn part! maar... infaam ìs 't!
Aanvaard de verzekering van de Hoogachting waarmede ik de eer heb te zijn:
UEDWDienaar
J.W.E. Duitz