Lijst van brieven op datum
22 maart 1882
van
Multatuli
aan
S.E.W. Roorda van Eysinga (bio)
Volledige Werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883 (1991)
*22 maart 1882
Brief van Multatuli aan S.E.W. Roorda van Eysinga. (RvE, blz. 336-342.)
Nieder-Ingelheim, 22 Maart '82.
Beste Roorda! Ik ben zeer by u in achterstand, en hoop vandaag wat intehalen. 't Is zoowel m'n gemoedelyke plicht als m'n belang.
Behalve m'n vreeselyke tegenzin in schryven (zelfs 't manuaal kost me moeite) had ik 't den laatsten tyd weer zeer druk, wat evenwel by my nog iets anders beteekent dan gewoonlyk. M'n bezigheid is dikwyls grootendeels préoccupatie wat het eigenlyke werken nog moeielyker maakt. Dit laatste helpt zich zelf. Hoe meer men werkt, hoe makkelyker 't gaat. Maar alles valt zwaar als men door gemoedsservituten verhinderd wordt geregeld aan 't werk te blyven. Zelden ben ik aan iets bezig zonder dat m'n gedachten afdwalen. En dit niet uit ordinaire zwakte van geest, maar werkelyk omdat er gedurig allerlei aanleidingen zyn tot afdwaling. M'n leven is zeer vreemd. Laat my er by zeggen: ‘zoo komt het me voor.’ Ik weet wel dat het juist van onbeduidende kappellui 'n tic is hun toestand zoo byzonder zwaar, pikant of belangryk te vinden. Om m'n indruk dienaangaande te kontroleeren, vraag ik wel eens aan Mimi: ‘Zeg jy nu eens of niet m'n leven (zegge: het ondergaan van indrukken) wat àl te gevuld is?’ En daarop moet ze dan wel ja zeggen. Zes, acht, tien zaken die ieder voor zich stof leveren zouden tot 'n lyvigen roman kruisen elkaar, warrelen dooreen, grypen my aan, maken me moê. Wàt dan, vraag je? Ei, alsof niet het beschryvend meedeelen daarvan 'n werk ware. Als ik dáártoe loisir had, wàs 't zoo niet.
Waarschynlyk kunnen weinigen zich 'n begrip maken van de eigenaardige positie waarin ik verkeer. De oorzaak zal wel liggen in de kleur myner schryvery en de al te groote ontvankelykheid van m'n gemoed. Een biograaf die m'n gedrukte werken tot uitgangspunt neemt om m'n leven te beschryven, kan niet veel anders dan onzin voor den dag brengen. Om dit intezien zou men eens 'n paar maanden lang de brieven moeten lezen die ik dagelyks ontvang. Een lystje alleen van de onderwerpen die ik te behandelen kryg, zou 'n kuriositeit wezen. Telkens moet ik dan ook toenaderingen afsnyden, relatiën verwaarloozen, intimiteiten onbeantwoord laten... wat me dan vaak op meer ergernis en zelfkwelling te staan komt dan misschien 't gevolg zou geweest zyn van ernstig behandelen. Gedurig dobber ik tusschen die beide richtingen, en 't gebeurt wel dat ik ten onrechte een daarvan volg. Maar nu ter zake of aan de zaken!
Dank voor de circulaire betr. het ‘Huldeblyk.’ Hm! Ik ben bezorgd over den uitslag. Middelmatig succes is 'n échec! Nog altyd heb ik veel achterstand van ouden datum. Als roofvogels zal men op my komen aanvallen. Er is kans dat ik weinig of niets overhoudende door de nederlandsche Natie wordt gedebiteerd, ‘tot slui-ting van rekening.’ Daartegen zal ik hoogstwaarschynlyk moeten protesteeren, maar wat helpt dit? Dan schreeuwen ze weer dat ik zoo'n byzonder ondankbaar mensch ben! Ik vrees voor 'n uitslag als die welke Bilderdyk karakteriseert in z'n parabel van de hazelnoot. Maar je begrypt dat deze vrees niet nu moet te berde worden gebracht. Doe gy dit ook niet. M'n vyanden zitten te loeren op 'n voorwendsel om haro [1.] haro: foei! (crier haro (fr.): foei roepen). te doen roepen. Op dit oogenblik is zwygend afwachten 't beste. Ik erken dat ik heel graag 'n... schitterend succes zag. (‘Schitterend’ is de term der optimisten in deze zaak. Er blyft my nog over te vragen: wat zy onder dat woord verstaan? Je suis payé [2.] je suis payé: ik word ervoor betaald (het is mijn werk) (fr.) om te weten hoe gek en bourgeois [3.] bourgeois: burgerlijk in de zin van: door de gezeten burgerij (fr.) daarover soms geoordeeld wordt!)
Ook ik geloof dat myn beschryving van 't mecanisme onzer bestuurswys in Indië goed is. Van de 10 die sedert 'n twintig jaar in tydschriften, kranten of Kamer over Indië spreken, zyn er 9 die hun kennis dienaangaande uit den Havelaar geput hebben. En dit betreft zelfs 'n groot deel der bewoners van hoofdplaatsen in Indië zelf. De gewezen advokaat te Semarang, Delbaere (vroeger en later advokaat te Amsterdam, eindelyk rechter te Leiden en nu dood) verklaarde my heel gul en eenvoudig dat hy uit den Havelaar eerst geleerd had ‘hoe eigenlyk die inlandsche boêl in elkaar zat!’
- Och ja, je begrypt, als men zoo op Semarang is, als advokaat weet je... veel chineesche parktyk, weet je, dan denkt men zoo om al die dingen niet, weet je!
Ja, ik wist het! Ook dat zoo vaak uit zulke luî - als ze na veel ‘chineesche praktyk’ in den Haag komen - de volksvertegenwoordigers worden gekozen die Nederland zullen inlichten omtrent z'n indische belangen! Daar zetten ze dan hun chineesche praktyk voort, naar 't schynt. Voor mannen als gy en ik is 't ergerlyk zulk volkje den boventoon te hooren aanslaan. De goeie Delbaere is zoo onbescheiden niet geweest.
Wanneer ge in uw bydragen tot Reclus' werk [4.] Reclus' werk: Elisée Reclus (1830-1905), frans aardrijkskundige, schreef een Géographie universelle. iets kunt doen tot het geeselen van zulke verkeerdheden, zal 't 'n goeie daad wezen. Zoodra de herdruk van Nogeens-Vrye-Arbeid klaar is, zend ik u een ex. Nu reeds ontvangt ge 't laatste vel. Misschien interesseert u 't naschriftje, om de opmerking over den Atjehschen oorlog en 't zwygen van dien G. in 't Nieuws v.d. D. [5.] Zie V.W. V, blz. 464. Die kerel heeft - niet zonder vry veel kennis van feitelyke toestanden, al raken z'n redeneeringen kant noch wal - tallooze stukken in dat blad geleverd over Heeredienst, en heeft altyd den onbeschaamden moed gehad den Havelaar te ignoreeren. Nu, hy is de eenige niet! Het schynt een afspraak te zyn tusschen behouders en liberalen, geloovers en atheïsten, my niet te noemen.
Ja toch, onlangs in 'n vergadering van den Protestantenbond.
(Ik zend u een brok N.R. Courant. Wees zoo goed het my terug te zenden. Volgens den (modernen?) schoolmeester de Heer was 't beweren dat de onderwyzers les gaven in den geest van Multatuli een smet voor die heeren.
Savornin Lohman [6.] Savornin Lohman: Jhr. A.F. de Savornin Lohman (1837-1924), herhaaldelijk minister en hoogleraar staatsrecht aan de VU. zegt dat Multatuli oppervlakkig is en zich gemakkelyk lezen laat. Daarom is ‘het boek’ (???) op de scholen. De kerel schynt niets van my te kennen dan den Havelaar, en wat dit met de kwestie van bybel of geen bybel te maken heeft, weet Joost! Dat m'n andere werken op de scholen zouden gelezen worden - waartoe ze ook waarachtig niet geschreven zyn! - betwyfel ik. 't Ware misschien goed dien man eens onderhanden te nemen. Zyn: ‘het boek’ (van oppervlakkigheid gesproken!) is grappig! Ik ben zeker dat de vent niets van me weet. Maar dat komt er by dat volk niet op aan. Het kletst maar toe!
Mimi schreef u reeds dat ze geen index slechts een woordenklapper op m'n werken heeft. De eisch van haar werk was dat ik door 't opzoeken van 'n enkel woord uit 'n zinsnede gemak had by het aanhalen van 'n idee of passage. Het is zeer moeilyk of liever omslachtig. Wat zou byv. de maat zyn van het bruikbare? Ge zegt: ‘Wat betrekking heeft op Indië en Nederland.’ Dit uit àl m'n schryvery te halen zou natuurlyk te breed worden. Het reeds behandelde uit den Havelaar kan zeker dienen. Maar overigens is de keus moeielyk. De beide brochures over Vryen-arbeid vallen in de termen van uw desideraat, en 't zou toch niet wel staan zooveel overtenemen. In m'n Ideën (ook in de Minnebrieven) komen tallooze passages voor. Waarom zou de eene wel, de andere niet gebruikt kunnen worden? - Ik weet ook niet welke afmetingen u passen.
Ik denk na over de manier waarop ik van myn kant u helpen kan. Verwacht alzoo binnen 'n paar dagen nader schryven.
Zou je wel gelooven dat ik nu van dit briefje reeds moe ben? Verwacht binnen 'n paar dagen nader schryven. Voorloopig hartelyk gegroet.
Uw vriend, D.D.
De circulaire had ik reeds. Hoe eigenlyk verder gewerkt wordt (ook in Indië) weet ik niet. Ik onthoud me van inmenging, tenzy my op stelligen toon iets gevraagd wordt. Juist omdat ik vrees voor 'n échec (zie boven!) wil ik van myn kant geen voorwendsel geven 't my te wyten.
Wat Indiën aangaat, ook dáár vrees ik weinig aanhangers te hebben. Eilieve, welk soort van menschen kan hartelyk sympathie hebben voor Havelaar? Voor de ambtenaren ben ik 'n wandelend verwyt. Particulieren? Wel, zoolang Indië slechts 'n etablissement van Holland is, ontzeg ik den passagiers op 't oorlogsschip Insulinde 't recht zich te bemoeien met bemanning en tuigage.
Als 't 'n onafhankelyke burgerstaat werd? O, dàn verandert alles! Ook de meeste uwer ekonomische beschouwingen acht ik òf niet, òf niet in de eerste plaats, toepasselyk zoolang we te doen hebben met den exceptioneelen toestand van 'n gebonden reus die door 'n dwerg geplaagd wordt. Wat baat het, zoo'n patient gezonde beweging voorteschryven? Hy moet worden losgemaakt. Dat was en blyft m'n program en dáárin slaag ik! Maar... niet ik zal er van profiteeren. Zelfs is het de vraag of ik dien (betrekkelyken) triumf beleven zal?