Lijst van brieven op datum
9 februari 1882
van
Multatuli
aan
J.H. de Haas (bio), Gosewina Carolina de Haas-Hanau bio
Volledige Werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882 (1990)
9 februari 1882
Brief van Multatuli aan J.H. de Haas en G.C. de Haas-Hanau. Drie dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven (M.M.) De brief werd op 10 februari voltooid.
Nieder Ingelheim, donderdag avend lieve trouwe vrienden! Heden avend ontving ik Uw beider brief, en ik wil terstond antwoorden. Ik had U toch dezer dagen willen en moeten schryven. Wat me daarin zoo dikwyls tegenstaat, is dat eeuwig bezig-zyn met mezelf. Dit is een vloek van m'n positie. Kwaal tegen kwaal opgerekend, is er in koorts iets zeer aangenaams als men ze vergelykt met hoesten. t Besef dat men 'n ander hindert, is bitter. Gy, edelmoedige menschen, wilt zeker niet toestemmen dat ik U hinder, maar ik voel 't terdeeg dat gy niets aan my hebt, en dat ‘alles van één kant komt.’ Gy hebt toch óók uw zorgen en Uw verdriet, en wel verre van me daarmee lastig te vallen, maakt ge er niet eens melding van. Ik kan niets dan hartelyk aan U denken. Dat geeft wat!
Vooreerst m'n hartelyke dank voor U herhaalde trouwe hulp. Ik kan niet goed zeggen welken indruk dit op my maakt. Lieve hartelyke menschen, er is smart ook in. Dat is waarachtig Uw bedoeling niet, dit weet ik wel, en misschien vindt ge 't niet eens pleizierig dat ik 't zeg. Nu, dankbaarheid is de hoofdindruk, dit spreekt vanzelf. -
Perelaers stuk? Ja, het deed me wèl aangenaam aan. De H.s scheen hiervan niet zeker) Ik vond z'n optreden flink en mannelyk. En vóór ik 't las had ik, eerst van terzyde, later rechtstreeks, vernomen van 'n plan (waarin, meen ik, Perelaer aanvankelyk niet betrokken was) om 'n demonstratie voor Havelaar in 't leven te roepen [1.] De eerste uitvoerige uiteenzetting van de ‘Huldeblijk’-organisatie.. De zetel daarvan is te Amsterdam, schoon er ook heeren op andere plaatsen deel aan nemen. Die Heeren schreven my dat ze 'n tachtigtal personen wilden uitnoodigen om 'n door hen geconcipieerde circulaire te teekenen, en vroegen my om opgave van ‘vrienden’ die naar myn inzien genegen zouden zyn, hun naam daarby te voegen. Ik ben zoo vry geweest hun Uw namen optegeven. Begrypt wel dat ik me wel wachten zou, iemand naar U te verwyzen indien 't [2.] indien 't: oorspr. gevolgd door aanvankelyk. om iets anders ware te doen geweest dan om Uw namen? Ge hebt U jegens my te edelmoedig betoond, dan dat ik daarmee eenige andere bedoeling zou mogen gehad hebben! In zekeren zin had het eer m'n plicht geweest Uw adres te ignoreeren, dan 't aan die heeren meetedeelen. Maar die ‘zekere zin’ zou de verkeerde zin wezen. Uw namen mochten, vind ik, niet ontbreken op de oproeping. En dáárom vraag ik geen verschooning voor de indiskretie. Ik weet dat het U leed zou gedaan hebben hierin niet gekend te zyn.
Mocht ge het daartoe strekkend verzoek nog niet ontvangen hebben, dan zal 't weldra komen. De heeren die zich te dier zake tot U wenden zullen, kunt ge als vertrouwd beschouwen. My zonden ze reeds 'n (concept van de?) circulaire, met de vraag of ik 't stuk goed vond. In zoo-iets is altyd iets pynlyks. Ik moet dan iets goed vinden, wat my in de hoogte steekt. Nu dan, dáárover heenstappende, geloof ik dat de circulaire goed is. In allen geval heb ik geen aanmerkingen gemaakt. Dit zou ik misschien toch niet gedaan hebben, al had ik er gehad. Ik zou dan vreezen door inmenging 't élan te bederven.
Wie 't verzoek om de circulaire te teekenen, aan U doen zal, weet ik niet. Een of meer van de volgende heeren, voor wie ik insta. R. v. Iterson, ingenieur Tilburg
Als er maar een van die namen op de uitnodiging voorkomt, is de zaak zuiver, a go. [4.] a go: a governo, te uwer beoordeling (it.) -
Wat het geven zal? Ik heb er geen denkbeeld over! Ja toch. Dit: dat de uitslag... ‘schitterend’ wezen moet om me niet te benadeelen, en schittering verwacht ik niet, in weerwil van 'n paar blykjes in couranten dat de zaak 'n beetje mousseert. De friesche courant te Harlingen schreef zeer hartelyk. Iets dergelyks, hoor ik, staat er in den Kamper. En men zond me nog 'n paar andere uitknipsels. Ook verscheen 't stuk van Perelaer in brochurevorm, maar ik weet niet hoe dat verspreid wordt, wat toch de eisch is, en ook wel de bedoeling wezen zal. Zendt de heer Perelaer het aan Couranten ter bespreking? Evenmin is my bekend of Perelaer kennis droeg van 't Amsterdamsche plan, doch zeker verzoeken die heeren hem z'n naam onder de Circulaire te zetten. -
By de kandidaat-teekenaars die zy my voorloopig opgaven, zyn er zeker die bedanken. Nu, ieder moet weten wat hem schikt. Niet ieder is vry in z'n bewegingen. -
De H. schryft dat-i verkouden is. Maar hoe staat het met de Wolffs gezondheid? En z'n vrouw? En Lina en de kinderen? Mimi en Wouter zyn zeer wel. Ik... weet niet of ik wel ben. Zwak lam en ouwemannig voel ik me by buien. Dit is op zichzelf 'n kwaal. Ik meen die afwisseling. Ja, dit breekt de eenheid in willen en streven. Gelykmatigheid in stemming geeft 'n groot voordeel. By al te sanguinisch dalen en ryzen van den welstands barometer - of van wat men zich te dien aanzien verbeeldt - gaat er veel verloren aan nuttelooze wryving. Die fout in m'n gestel (en in m'n opvatting!) werkt zeer nadeelig. Het heen-en weer vliegen tusschen 10o en 100o is veel onëkonomischer dan 't dobberen tusschen 50o en 60o.
Gedeeltelyk door die fout, maar ook inderdaad door feiten die zelfs den 50o-60o-man uit z'n huisje zouden brengen, heb ik de laatste 14 dagen veel geleden. Om my te kontroleeren vroeg ik aan Mimi of niet ook anderen zich afgemat zouden voelen na een en ander dat als hagel op me viel? Ik zou er 'n heelen lyst van kunnen maken. Ze zei: ja! Een van de vriendelykheden waarmee het lot me bezocht (en niet het bitterste!) is 'n gissing die my overviel, of ik misschien... 'n kankerlyden te gemoet ga. Morgen gaan we naar Mainz om daar 'n geneesheer te raadplegen. Liever twee, drie, vier of meer nog. Nog onlangs ontving ik blyken dat de geleerden zoo vaak verschillen in 't beoordeelen van die zaak. Een oude Nicht - ze is dezer dagen goddank bezweken - werd van Pontius naar Pilatus gezonden, en kreeg telkens ander advies. Wèl kanker, géén kanker. Wèl kanker en opératie wenschelyk. Wèl kanker, maar operatie niet wenschelyk. Enz. -
Ik heb redenen om de waarheid te willen weten, en was van plan aan De H opgave te vragen van een of ander werk waarin de symptomen duidelyk beschreven worden. Dan kan ik, na ook de doktoren gehoord te hebben, met meer zekerheid oordeelen. Over die zaak schryf ik afzonderlyk aan De Haas.
't Is zeer wel mogelyk dat het gemaal met die oude nicht my geimpressioneerd heeft, en dat ik nu 't minste gezwelletje van onschuldigen aard voor kanker aanzie. Nu, ik zal 't met kalmte zien te weten te komen. 't Is nuttig te weten waar men staat. Als 't kanker is, vind ik 't braaf van god dat hy 'n oud mensch er mee bedeelt. (aannemende dat hy aan 't leveren van 'n zeker quantum kankers gebonden is.) Aan iemand van 62 jaar is minder verbeurd. Maar wel vind ik 't vooruitzicht verdrietig, niet kalm te kunnen sterven. Dáárop was ik altyd zoo gesteld. 't Was 'n illusie van me, te bewyzen dat de dood niet verschrikkelyk is. Maar als men door pyn de beschikking verliest over z'n denkvermogen, verandert de zaak.
Och, ik hoef niet apart er over te schryven. Als De H. maar zoo goed is, my den titel optegeven van 'n werk dat er over handelt. Waarschynlyk zal 't wel 'n duitsch werk zyn. Dat kan ik best hier bestellen. -
Wouter groeit best op! Juist in de laatste weken is hy zeer vooruitgegaan. Hy begint waarachtig op 'n ‘knap kind’ te lyken, waar ik anders volstrekt niet op gesteld ben. Dit geldt z'n leeren niet (Mies leert hem lezen en schryven, en dit marcheert middelmatig) maar z'n opmerkingen en redeneeringen. Ik weet wel dat de schyn van wysheid van 'n kind, grootendeels te danken is aan 't onverschoolde, 't primitieve, maar tot nog toe had ik zelfs dàt niet in hem opgemerkt. En zie, op eens komt hy uit den hoek.
Van middag wandelden wy in 'n klein dennenboschje, en ik zei: ‘Kyk, 't zou toch aardiger zyn als ons huis hier stond.’ (Vlak by ons nl. is alles kaal en onbeschut) - Ja, papa, zei Wouter, maar dan zou je weer wat anders willen, en eindelyk kwam je in de azynpot. Ik begreep er niets van, maar Mimi berstte in lachen uit. Zy verklaarde z'n parabolische manier van spreken. Hy had met [5.] met: oorspr. stond er van. haar 'n vertelling behandeld van 'n roodborstje dat nooit te vreden was, altyd wat anders wilde, en eindelyk in 'n azynkruik belandde. Heel serieus paste hy dit op my toe, niet als 'n ui, maar heel droog en wys. My frappeerde dit byzonder, omdat ik zoo dikwyls opmerkte dat kinderen gewoonlyk zulke fabels letterlyk opvatten - en 't beeld voor den zin nemen - 'n fout waarin ze trouwens vry precies op groote menschen gelyken. Zie alle mythologien. Van den ‘aard der dingen’ maken zy 'n poppetje dat bewierookt en gevleid wil wezen.
Van avend sprak hy over sterven, en aanvankelyk, als naar gewoonte, zeer onaangedaan. 't Was dikwyls komiek, hoe kalm hy zeggen kon: ‘papa, als je dood bent, zal ik dat of dat doen.’ Zoo was't nu in den beginne ook. Maar op-eens:
- Mama, als je sterft zal ik t toch heel verdrietig vinden. (dit was iets nieuws. altyd was't hem de eenvoudigste zaak van de wereld) - Zoo, mannetje?
- Ja. Als je dan maar heel vriendelyk tegen me bent.
- Wel waarom zou ik niet vriendelyk tegen je zyn?
- Wel, als ik kuurtjes heb gehad. Dan ben je boos op me.
- Maar waarom wou je dan dat ik juist niet boos op je was als ik stierf?
- Omdat ik dan misschien geen tyd heb, om je te zeggen, dat ik weer lief zal zyn! -
Is dit niet fyn? Ik verzeker U dat het precies zoo toeging. En 't frappeerde my te sterker, omdat hy tot nog toe nooit zoo-iets te berde bracht. -
Gaat het met uw kinderen goed? Ik meen nu ook wat leeren &c aangaat? Als men zich verdiept in de mogelyke toekomst van zulke wezentjes, als men bedenkt hoeveel getob en gewurm er voor de meesten is weggelegd, och dan voelt men zich benauwd! -
M'n lamp gaat uit, en ik wil dezen nu sluiten, omdat we morgen naar Mainz moeten. Dag beste menschen, allemaal! Dag, dappere Lina! Ja, ik wou graag eens by U zyn zonder 't servituut van die malle voordrachten. Dan ben ik mezelf niet. Ik gaf er veel voor eens rustig 'n paar dagen by U te zyn. Als ik 'n aanleiding vinden kan, zal ik het doen. Dag Hazen & Wolfen hartelyk gegroet van uw liefhebbenden
Dek
De slordigheid van dezen brief loopt de spuigaten uit. Ik gebruik Uw bril, die uitstekend is, maar 't hindert me soms als de glazen warm worden. Heb ik 't wèl, dat m'n oogen dan te droog zyn? Zoo is't gevoel.
Vrydag ochtend
We hadden ½ weg Mainz willen wandelen, maar t is slecht weer. Alzoo met den trein gaande, heb ik nog wat tyd.
Om De Haas op den weg te helpen van m'n (vermeend?) kwaaltje, diene dat ik er by denk aan iets dat men (geloof ik) soms by schoorsteenvegers vindt, en dat naar die heeren gedoopt is. Pyn heb ik volstrekt niet. Misschien kan ik door 'n operatie die den kanker verschuift onslieven heer foppen, daar ik dan kans heb op gewone manier te dood te gaan voor hy gereed is met de reprise van 't stuk.
Als ik eenigszins gerust ben over de toekomst van Mimi en Woutertje zal 't sterven my niet onaangenaam zyn. Maar ik vind het vernederend daar te liggen gillen als 'n zwyn dat gekeeld wordt. Zoo is 't met die oude Nicht gegaan! -
M'n dochter of haar echtgenoot (van wien ik trouwens reden heb goeds te denken) willen gedurig weer aanknoopen. Dit kan ik niet. Die man is geheel onschuldig. Maar Nonni heeft my te veel en te lang miskend en verwaarloosd om nu op eens intiem met haar omtegaan. Dit is geen rancune. Ik kan haar alles vergeven, begrypende onder welke invloeden ze stond. Maar de omgang met haar en hem is my irritant. Zy - m'n eigen kind - kent me volstrekt niet. Ik zou aan haar geen ideen kunnen kwyt raken zonder voortdurende wederzydsche ergernis. Ik zou Dante 'n dichter moeten noemen, en niet mogen zeggen dat Rafaël gek was. Ook zou ik 't misselyk italiaansch mooi moeten vinden, en de overtuiging opdoen dat ze my aanzien voor 'n noordschen barbaar. Merci!
Wat Eduard aangaat - basta! Aan hèm dacht ik toen ik zei dat m'n vrees voor kanker niet het allerergste was dat me den laatsten tyd martelde. Het bericht van zn dood zou my - ook in z'n eigen belang - welkom zyn. Hy is krankzinnig, en gaat er niet voor door. Dat is 't gevaarlyke. Ik maak geen brief open zonder angst dat-i weer wat ellendigs heeft uitgevoerd. -
Lina [6.] Deze alinea is een naschrift, gedeeltelijk vertikaal in de rechter marge., hoe heette de jonge dame die ik by U heb leeren kennen? Ik heb er 'n reden voor, dit te willen weten. Niet het dochtertje van Dr Dupont. Neen, ouder. Ze heeft eens 'n byna-heelen dag by je doorgebracht.