Lijst van brieven op datum
11 november 1881
van
Multatuli
aan
Engel Douwes Dekker, T.C. Douwes Dekker-Heijning
Volledige Werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882 (1990)
11 november 1881
Brief van Multatuli aan E. Douwes Dekker en T.C. Douwes Dekker-Heijning. Twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-7 en 8(¼) beschreven. (M.M.)
Nieder Ingelheim 11 Novr 81 beste Jongens! Ik was heel bly met je brief. We begrepen wel dat de verhuisparty drukte gaf. En dat er tegenspoed by kwam door misrekening, is geheel in den regel. Alzoo: barendsstraat 39. Ik heb't genoteerd.
Het doet me genoegen de beschryving van Uw huis te lezen, vooral misschien omdat ik zoo beu ben van nagemaakte verhevenhedens. Gut, ik kryg zulke gekke brieven. Ik ben volstrekt geen realist in Zolasche beteekenis, en ontken zelfs dat hy realist wezen zou, maar 't kennen en weten van het eenvoudig-ware boeit me zoo, als ik 't in verband kan brengen met iets hoogers, hier: met uw huiselykheid.
Ja zeker heeft het verblyf in 'n stad veel voor. Maar veel tegen ook, vooral omdat men nooit zeker van z'n tyd is. Uren visite leiden meer af dan dagen logeerens. Met 'n visite-mensch moet men zich gedurig bezighouden. Wat het onderscheid van wryving aangaat, en 't gevaar van eenzydigheid houd ik het - al klinkt het vreemd - met z.g.n. eenzaam wonen, althans in byzondere gevallen. 't Kàn zyn dat iemand zoo ver af wonende als wy nu, 'n kluizenaar wordt, maar in den aard der zaak ligt het juist niet, en de paradox zou verdedigbaar zyn dat men om zich te oefenen in menschkunde weinig menschen moet ontmoeten. De aanraking met de weinigen die ons van verren afstand komen bezoeken, is nauwer.
Gelyk in veel zaken staat de kwaliteit in omgek. rede tot de kwantiteit. Ik erken dat niet elke verkeerdheid mag [1.] mag: oorspr. stond er kan. bestreden worden door te wyzen op de gevolgen van overdryving
(‘jongen, word geen bakker! Want... wat zou er komen van de wereld als alle menschen bakkers werden? Dan hadden ze immers geen schoenen.?’ Enz.)
... tot in't ongerymde, of al ware het maar tot in 't eenigszins ongewone. Maar toch kan [2.] kan: oorspr. stond er leidt. die manier van redeneeren leiden tot zuiver inzicht.
(men betoogt soms 1000, om vatbaar te maken voor 't geloof aan 1000/n)
Welnu, welke menschkundige ontwikkeling zou 't gevolg zyn van een in ‘den roes der wereld’ zegge: de aaneenschakeling van banale gezelschapjes met visitepraat, doorgebracht leven? Visitemakers by uitnemendheid zyn meestal onbeduidende menschen. De gewoonte van praten doet het spreken verleren, dus ook het denken. -
Géén wryving, géén bouwstof is 't ander uiterste. In stipten zin bestaat die leegte, volstrekt gesproken, nooit. Maar nu by benadering. Ik zei al dat de kwalit. de kwantiteit aanvult (denk maar eens aan den omgang op 'n schip of 'n ind. buitenpost. Wat wordt men intiem met elkaar bekend!) maar... wat my betreft, ik heb geen klagen over leegte, en begin er over te denken naar Parys te verhuizen om wat uitterusten van overmatigen indruk. Bezoek ontvangen wy meer dan strikt genomen noodig is. Behalve Marie (de française die altyd even arbeidzaam de Martha speelt) hebben wy nu Mimi's broer Albert en zuster Betsy. Ik denk dat zy eenigen tyd zullen blyven, en 't is my zeer aangenaam, vooral daar Mimi 't aardig vindt hen te bewirthen [3.] bewirthen: onthalen (du.). Maar ook zonder bezoek, heeremenschen wat 'n drukte door brieven! Wat is 't leven veelkleurig! En hoe arm zyn de verzonnen romans! Van veel zyden dringt men op 't voortzetten van Woutertjen aan. Lieve hemel, als men maar rondkeek, had men geen boeken met beschryvingen noodig. Ik geloof dat er veel luiheid ligt in de begeerte om vertellinkjes te lezen.
En... ik moet nu aan die begeerte voldoen. Om voorloopig onzen bouwmeester tevreden te stellen met de helft van z'n saldo-vordering, heb ik aan de My ‘Elsevier’ voorschot moeten vragen, onder verband natk van schryvery. Ik zie er zeer tegen op, daar ik niet van schryven houd, maar nu is 't noodzakelyk. Alzoo ik hoop druk aan den gang te gaan. Of 't lukken zal? Van m'n vrienden, van hen met wie ik op hartelyken voet sta, spreek ik nu niet, maar wat er van 't publiek tot my komt is niet van 'n aard die me lust geeft tot uiting. Ik sta meestal zoo vèr van de algemeen heerschende begrippen, dat ik niet begryp hoe 'n uitgever kans ziet myn schryvery aan den man te brengen. Toch blykt er telkens dat dit wèl 't geval is. Anders had ook Elsevier me nu niet met 2000 gl geholpen. Ik had geen andere keus dan my òf die pynlyken band om den hals te slaan, óf 'n moeielyke voordracht-tournée te maken. Zeker zou ik dat laatste gekozen hebben - niet als iets makkelyks of aangenaams, maar als't minst verdrietige van twee kwaden - als ik Mimi en't kind had durven alleen laten in den winter. -
Scholen? Ik houd ze voor 'n noodzakelyk kwaad. Kwaad uit 'n algemeen-wysgeerig oogpunt, maar noodzakelyk met het oog op de toestand der maatschappy. 't Is jammer dat wy ze niet kunnen missen. Tot zelfs de inrichting onzer woningen verzet zich tegen het thuis houden. Dat ook het schoolgaan zekere voordeelen aanbiedt, erken ik, maar de natuurlyke regel zou moeten zyn dat 'n vader z'n kind [4.] kind: oorspr. stond er eigen kind. opvoedt. ‘O ja, zegt men, (en dat doen wy ook - hm, hm!) maar 't onderwyzen?’ Wel, ik kan my geen onderwys zonder opvoeding denken. Dat is niet aftescheiden. Zelfs heeft 7/8 van alle onderwys slechts opvoeding ten doel. De meeste takken van onderwys [5.] takken van onderwijs: oorspr. stond er zaken. (buiten vakstudie die later volgt) dienen den leerling niet zoo zeer om hem de onderwezen zaken zelf te doen weten, als wel om hem dóór 't weten daarvan tot 'n beschaafd mensch te maken. Wie 't alfabet onderwyst kan en mag niet nalaten z'n les dienstbaar te maken aan allerlei eischen die buiten de eigenlyk gezegde letterstudie liggen. 't Kind wordt geoefend in:
onthouding(mag niet spelen)
stil zitten(mag niet ravotten)
vlyt(moet zich inspannen)
geduld, gehoorzaamheid, opmerkzaamheid, orde, &c &c Verreweg 't grootste getal der menschen, ja allen byna, krygen geen andere opvoeding dan die welke dóór 't onderwys gegeven wordt. Is 't nu niet onnatuurlyk dat de meeste ouders dat uit hun handen geven? Maar nogeens, meestal kàn het niet anders. Als wetgever zou ik waarlyk de scholen niet afschaffen (wel 't opdringen van de par le roi [6.] par le roi: vanwege de koning (fr.) gediplomeerde onderwyzers!) neen, ik zou ze laten bestaan zooals Paulus de huwelyken: ‘niet als gebod maar uit toelating.’ -
Sprookjes (van Grimm of anderen)? Ik weet waarlyk niet wat de eisch is, en de moeielykheid zit niet alleen in de vraag of er akeligheid mag worden opgedischt. Je hebt wel gelyk: ‘Kinderen zyn rare vraagstukken.’ Wat wy akelig vinden, maakt niet altyd denzelfden indruk op'n kind, en soms gaat het kind tobben en geeft toe in angst, waar wy geen grond zien tot pynlyke gemoedsaandoening. Ten-minste dit is soms het geval. Regel zal 't wel niet wezen. Toch zie ik kans iets dat wy allerakeligst vinden, te vertellen zonder dat het kind z'n gedachte laat aftrekken van 'n byzaak.
(Of de wolf die Roodkapje opät - dàt's zoo interessant niet! - 'n krulletje in z'n staart had... dàt is de vraag! En... of haar mooie roode mutsje vuil werd toen 't in den modder viel?) -
Maar afgescheiden van akeligheden is het de vraag of we goed doen onderscheid te maken in onze verhalen naarmate ze voor jonge of oudere hoorders bestemd zyn? Nu ja, dàt wel, maar of wy de onderwerpen naar dien maatstaf moeten regelen. Iets wezenlyks is (minstens!) even gewild by kinderen als fabeltjes.
Eigenlyk is de voorraad feiten te groot dan dat wy onze toevlucht zouden hoeven te nemen tot verzinsels. Altyd en overal gebeurt er iets dat de moeite van 't opmerken en meedeelen waard is. Geen sekonde zonder dramatisch effekt, mits men slechts het licht er op late vallen. -
Ik ben daar opgestaan en dacht wat na over dien laatsten zin. Kyk, de dag van vandaag was hier oppervlakkig zeer kleurloos, en (ook zonder dat woord ‘oppervlakkig’ te bezwaren met 'n daarby te denken scherpe tegenstelling) er is hier inderdaad niets byzonders voorgevallen. Gewoon verkeer, gewone gesprekken, gewone leefregel. Welnu, 't zou weinig moeite kosten 'n vry belangryke studie te leveren over de geschiedenisjes die voortdurend in zoo'n kring onwillekeurig en zelfs onbewust worden afgespeeld. Vrage: zou zoo-iets stof leveren voor 'n kindervertelling? Ja en neen. Wèl, wat het onderwerp aangaat (alle onderwerpen zyn even hoog of laag. Adel of gemeenheid bestaan alleen in zyn of niet-zyn.) Maar de toelichting voor 't begrip van kinderen is moeielyk of onmogelyk omdat de keus der uitdrukkingen die zy verstaan zoo beperkt is. Men kan, tot hen sprekende, niet alles ('t meeste niet!) onder bruikbare woorden brengen. Aan 't begrypen zou 't niet haperen als ze maar verstonden. Daartoe is 'n copia verborum [7.] copia verborum: woordenschat (lat.) noodig die nog de hunne niet is. Alle kinderen -
'n paar uur later.
Ik neem tje niets kwalyk als je 't niet met me eens bent. En ik wou nog zeggen: ‘alle kinderen zouden alles kunnen [8.] zouden alles kunnen: oorspr. stond er kunnen alles. begrypen wat ik begryp als [9.] als: oorspr. stond er zoodra. ze maar vertrouwd waren met de konventioneelen terminologie’
(Dikwyls is't begrip naar de maan als die terminologie er eindelyk ingestampt is. Zie byna alle akademische opleidingen!)
En dat wou ik betoogen. Maar ik moet me bekorten. Geloof er voorloopig maar niets van, maar let er eens op of 'n kind niet veel meer natuurlyk gezond verstand bezit dan we gewoonlyk meenen!
Ja ik moet eindigen en sluiten, hoe onvolledig deze schryvery dan ook zy.
Ik ben zeer bly in 't vooruitzicht jelui allemaal hier te zien, al is 't dan nog maar in't verre vooruitzicht. Tegen dien tyd zal ik zorgen 'n holl. vlag te hebben, en die zal wapperen op de tinnen des huizes.
Dag beste Engel en lieve doortje. Mies groet jelui, en Wouter... niet. De deugniet is aan 't spelen in 't boschje. Na 't vallen van de blaren is't kaal (hy ook, ik heb z'n haartjes geknipt. Z'n kop ziet er uit als 'n aardappel.) Ja, de bladers vallen. 't Monument van Charlem. & Napol. kan ik nu uit m'n kamer zien. De winter is in aantocht. Hoeveel zal ik er nog zien? De tyd vliegt. Straks is 't weer lente, - in 'n oogenbl. de langste dag, afnemende dagen, najaar, weer winter. En weer van voren af aan. Ik ken 't haast van buiten. Als we geen geschiedenis hadden in ons gemoed zou de loop der uitwendige omstandigheden vervelend zyn. Koekkoek één zang.
Dag beste menschen. Laat my zoo spoedig jelui lust hebt iets van je lui hooren. Maar haast je niet. Schryven òm te schryven is uit den booze.
Ed
Ik begryp dat de berekeningen van levensduur ingewikkeld zyn omdat het absenteïsme de statistiek breekt [10.] Engel Douwes Dekker was directeur van een Maatschappij voor Levensverzekeringen (de Nillmij)..