Lijst van brieven op datum
2 juli 1881
van
Multatuli
aan
Taco H. de Beer (bio)
Volledige Werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882 (1990)
2 juli 1881
Brief van Multatuli aan T.H. de Beer. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Nieder-Ingelheim
2 Juli 1881.
Geachte Heer De Beer!
Dat ik U telegrafeerde was natuurlyk om U niet voor den vuilen boêl te laten zitten, wat m'n gewoonte niet is. Toch schikt het me niet zelf aan 't polemizeeren te gaan met den kwajongen uit het Nieuws. Weggooien doe ik me niet. Ik draag alzoo 't zaakjen ditmaal wat de schryvery aanstaat aan den Heer Valette op. Hy bericht my dat hy volgaarne die taak op zich neemt. Van hèm alzoo hebt ge repliek te wachten ter plaatsing in Uw Tydschrift. Ze zal wel goed zyn want Valette is bondig en solide.
‘Wat de schryvery aangaat.’ D.i. de andere zyde der zaak neem ik ditmaal eens voor m'n eigen rekening. De Nieuwsman heeft me waarlyk 'n dienst gedaan door zich zóó uittedrukken dat ik gerechtigd ben, ja verplicht, tot de meest forsche behandeling der zaak. Wat ik dan ook hoop te doen. [1.] Multatuli had een tijdlang het plan de redakteur van het Nieuws tot een duel uit te dagen. Zie bij 18 oktober 1881. Vandaar 't voorloopig oorveegje dat hierby gaat.
Ik moet U evenwel uitdrukkelyk verzoeken daarvan niets te supprimeeren, ook niet - zooals den vorigen keer - 't P.S. Schikt U myn kopie niet - best! Ieder hoofdredacteur moet en mag beslissen wat in z'n blad of T.S. plaats verdient. Heb dan maar de goedheid my daarvan kennis te geven. Dan plaats ik het elders, of laat het afzonderlyk uitgeven, 't Kost me geen moeite 10 gl pr regel te bedingen... als 't me daarom te doen was. Om my te plezieren behoefte ge het aldus niet te plaatsen, maar nogeens: ik protesteer tegen verminking. Dit is myn recht, naar ik meen. -
De toon van 't ‘Nieuws’ was sedert jaren my zeer vyandig. Er was zooal geen reden toe, dan bestond er toch oorzaak.
(Zie eens i.a. Hoofdstuk MXIII van m'n Specialiteiten. Ik begryp best dat 'n boerenbedrieger als De Veer zooiets niet aangenaam vindt, en ik schreef 't dan ook niet om hem plezier te doen.)
Die toon nu was altyd nydig. Ook openbaarde de vyandschap zich (gelyk byna overal) in opzettelyk zwygen waar ik had behooren genoemd te worden.
En zie, nog meer dan omtrent anderen had ik grond om met het Nieuws my te onthouden van gekibbel. De heer Funke is myn vriend. Ik acht en waardeer hem zeer hoog, en wist dat hy zich over de kwaadwilligheid van z'n redaktieluî ergerde. Juist dáarom onthield ik me vaak van repliek of klacht. Het deed my zeer den heer F in moeielykheid, of zoo gezegd: ‘tusschen twee vuren’ te brengen. Ook nu weer by 't lezen van den laatsten aanval was m'n eerste indruk: ‘och, wat zal dat F spyten!
Doch juist daarom is 't my aangenaam dat ditmaal de toon zoo uitgemaakt-gemeen en beleedigend is. 't Stuk is zeker niet van De Veer zelf. Die zou 't Jezuïtischer hebben ingekleed, en zóó dat niet ieder myn verontwaardiging begrypen zou. Ik ben zeker dat D.V. den schryver van 't artikel berispt over z'n ongekleedheid.
Dit neemt niet weg dat ik, als de auteur niet voor den dag komt, De Veer aansprakelyk stel.
Vriendelyk gegroet
tt
DD