Multatuli.online

1 juli 1881

Brief van Multatuli aan G.L. Funke. Twee dubbele velletjes en een enkel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

Nieder Ingelheim 1 Juli 81 beste Funke!

Slechts door huiselyke en lokale omstandigheden was ik gister verhinderd U te telegrafeeren (iets als:)

‘Och, trek gy U die zaak niet aan. Ik voel de moeielykheid van Uw standpunt.’

M'n vrouw kan getuigen dat ik by 't lezen van dat artikeltje uitriep: ‘Och, wat zal dat F spyten.’ En: ‘die redakteur wist by 't schryven van dat artikel heel goed dat-i óók F traiteerde [1.] traiteerde: onheus behandelde, oneigenlijk naar traiter (fr.).’ -

Huiselyke omstandigheden. Ik moet byv. straks in haast en agitatie naar Mainz. (Allerlei dingen vielen in den laatsten tyd op my neer. M'n laatste brief getuigt er van. Soit! -

Wat nu uw vraag aangaat, wel kerel, ze doet my verdriet omdat ik daaruit opmaak dat ook U 't malle zaakje niet helder is. Dit verwondert my in U die (in tegenstelling van De B) zoojuist m'n stukje 'n satire noemde. Zóó is 't! Een bitter sarkasme. De redaktie van 't Nieuws - niet kunnende lezen! - meent dat het 'n ‘luchtig briefjen’ is.

Welnu, ik erger my over de miskenning die in my slechts 'n leverancier van boeken, boekjes, vertellinkjes ziet. Hand in hand met dien indruk gaat de tegenzin in 't ophemelen van zeker soort letterkundery


(Let wel: óók waar 't m'n eigen geschryf betreft! Oprechter kan het niet!)

Dat ophemelen loopt in t misselyke. Een der manieren waarop 't zich lucht geeft, is 't aanpryzen &c in lexica woordenboeken, bloemlezingen &c.

Om bouwstoffen te verkrygen tot het leveren der curricula vitae, richten zich verzamelaars tot de persoon zelf. Niets natuurlyker! Ik ontving herhaaldelyk uit buiten- en binnenland uitnoodigingen daartoe. Meestal antwoordde ik niet. (Byv. aan De Keyzer die my opgaven vroeg voor z'n bloemlezing.) Onlangs vroeg my De Beer in een gedrukte circulaire 't zelfde. Om De Beer niet voor 't hoofd te stoten door niet te antwoorden, en toch m'n indruk te uiten, antwoordde ik hem 't geen ge weet.

In de satire kwam het te-pas 't effekt te schetsen dat het wèl leveren van zulke opgaven op my maakt. Als voorbeeld koos ik wat [2.] wat: oorspr. gevolgd door Crem. De Keyzer over Cremer meedeelt. By 't lezen daar van zei ik: ‘Er blykt dat Cremer zelf die opgaven geleverd heeft.’

Zeker. Er blykt dat C. daar gedaan heeft wat (ook weer: blykens de door my zoo dikwyls ontv. verzoeken en nu weer van De Beer) door velen gedaan wordt. De Bloemlezing van De Keyzer levert overal blyken dat hy even als De Beer zich tot de personen zelf gewend heeft (zoo als ook aan my) en dat de meesten daaraan voldaan hebben, de een meer, de ander minder uitvoerig en ophemelend. In dat leveren van opgaven &c vind ik niets berispelyks. (Ik zelf noem [3.] noem: oorspr. stond er zeg. m'n geboortedag.) Wel neem ik 'n loopje met de ophemelary die daarmee samengaat, en die vooral by Cr. zich openbaart. Wie in de levensbyzonderheden die De Keyzer omtrent Cremer geeft, niet ziet dat Cremer zelf ze moet geleverd hebben, kan niet lezen. Nooit is't woord: ‘er blykt’ met meer gepastheid aangewend.

En nog-eens, ik neem 't C niet kwalyk, dat hy even als zeer velen (het is eenvoudig de gewoonte) zelfde opgaven die De K. meende noodig te hebben, leverde, maar ik gebruik die opgaven om de zotterny van dit ophemelen van letterkundery te doen in't oog vallen en myn afkeer [4.] afkeer: oorspr. voorafgegaan door te rechte. van zùlken roem te rechtvaardigen, vooral omdat hy in myn geval gebruikt wordt om my op ander gebied te onthouden wat me toe komt.

Dat ik met Cremer, met zyn geschryf en vooral met het ophemelen van zulke dingen, 'n loopje neem is waar! Dat heb ik 100 maal gedaan. Zelfs (nogeens!) waar 't myn eigen schryvery geldt. Ik spuw op litterature legère [5.] littérature légère: luchtige literatuur, (fr.). Ik schaam me dat ik my op dat gebied beweeg, en protesteer tegen ophemelary te dien aanzien. Waarom doe je't dan? Zie de treurige parabels van Chresos, van den goudmaker, van de kapel! -

Ten slotte - niet omdat het hoofdzaak is, maar omdat hierop de aankl. van Uw redakteur zich grondt (daar hy niet lezen kan) ‘Er blykt dat C. zelf... &c

Wie dat niet opmerkt, wie dat ontkent na de lezing der levensbyzonderheden welke De K. over dien schryver ten beste geeft, moet terug naar de schoolbank. -

Wanneer er in dat zelf opgeven van data (op zich zelf beschouwd) iets berispelyks lag, zou nu De Beer my en allen die hy daarom verzoekt, beleedigd hebben. Dit is zoo niet. Dat ik nooit toegaf in welke verzoeken (ook van 't buitenland) is omdat ik niet van publiekerigheid houd, geenszins omdat ik 't vreemd of aftekeuren vind.

Wat echter de ophemelary by 't leveren van die opgaven betreft... dáármee neem ik 'n loopje -

Hartelyk gegroet

Uw oprechte

vriend

DD

in haast. Ik zit in gekke beslommeringen. Als ik die eens aan een biogr. meedeelde! Ajakkes! -

Ik noodig Valette uit, de polemiek te voeren. Ik kan me met zoo'n onbekende persoonlykheid als schryver niet inlaten -

Hoe ik z'n scheldwoorden ‘laag & gemeen’ zal behandelen blyft in petto. Ik bereid maatregelen voor. Er is behoefte aan 'n voorbeeld. De brutaliteit van 't plebs loopt de spuigaten uit. Als m'n oude vriend Cleerens [9.] Cleerens: J.B. Cleerens (1785-1850), nederlands militair en sedert 1846 gouverneur der Molukken. Zie V.W. IX, blz 693. ben ik bereid m'n generaals epauletten 'n oogenblikje terzy te leggen. De schryver van dat artikel zegt:


‘Of is er iemand anders die ons kan aanwyzen waar geschreven staat wat de heer D.D. by de Keyzer zegt gelezen te hebben? (onderstreeping van my)

Ik zeg niet dit of dat by De Keyzer gelezen te hebben. Ik zeide en zeg nòg: ‘Er blykt dat Cremer-zelf &c

Wel wis en zeker blykt dit. En... ik vind er niets berispelyks in. Wel te verstaan: in dat zelf leveren van data. Ik spot met het ophemelen van die gegevens, om myn tegenzin in zulke dingen te rechtvaardi-gen, want dáárin ligt het zwaartepunt van m'n brief aan De Beer, zooals uit het slot... ‘blykt.’ Zal men nu weer vragen wat [6.] wat: oorspr. stond er wáár. ‘blyken’ is? De man kan niet lezen.

Men zou 't woord ‘blyken’ niet meer [7.] meer: het losse vel, waarvan de tekst op de achterzijde hier begint, bleek niet geheel ongebruikt te zijn. Er stond al, op zijn kop, op geschreven: ‘Nieder Ingelheim 12 juni 1881 WelEdG’ durven gebruiken, als daarop volgen mocht.


ge zult my opgeven waar de woorden staan die ge zegt gelezen te hebben. -

Hoogstens zou men mogen antwoorden: ‘neen, dat of dat blykt my niet daaruit.’ Ik zie er dat of dat niet in.’ &c schoon my in dit geval een andere opvatting ondenkbaar voorkomt (vooral daar 't my van Cremer geblekene, de gewoonste zaak van de wereld is.) -

De kwaadaardige stemming van Uw redaktie bureau (te verklaren uit Hoofdstuk MXIII [8.] Zie V.W. V, blz. 623 e.v. van Specialiteiten.) heeft zich lucht gegeven op de meest onhandige wys. Bekwaam is de aanval niet! Hoe komt het dat zoo'n ‘luchtig briefje’ den tour door de pers maakt?

Wel, omdat het geen ‘luchtig briefje’ maar 'n bitter sarkasme is. Roep dien redakteur eens op, U zulke ‘luchtige briefjes’ te leveren. De man moet naar school.

beste Funke. Ik blyf er by dat ik niet gaarne U in moeielykheden zag. Ik mag Uw zaak niet bederven. Ge hebt genoeg voor my gedaan.