Lijst van brieven op datum
6 mei 1880
van
Mimi Douwes Dekker (bio)
aan
Emil Brück (bio)
Volledige Werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880 (1989)
6 mei 1880
Brief van Mimi aan Dr. E. Brück, in duitse schrijfletters. Dubbel foliovel, waarvan blz. 1-3 beschreven, met vele doorhalingen. (M.M., Dossier Bernhold, bijlage 32).
Geisenheim 6 Mai 1880
Verehrter Herr
Es thut mir Leid dass wir durch häusliche Angelegenheiten eigenommen, Ihr geehrtes Schreiben vom 21 April erst heute beantworten.
Was den uns übersandten Entwurf betrifft, entschuldigen Sie gütigst einige Bemerkungen.
Erstens ist darin so zu sagen hauptsächlich vom Erbrecht die Rede. Wir setzen uns Adoptifkind zum Erben des Längstlebenden ein, die Mutter acceptirt diese erbrechtliche Verfügung und schliesslich tritt dieselbe erst nach Einwilligung des Vormundes in Kraft.
Das ist alles zwar ganz richtig aber sollte es nicht vielmehr Hauptsache sein dass die Mutter auf Ihre mütterliche Rechte verzichtet, dass wir das Kind adoptiren, und dass es also uns gegenüber in allen Rechten eines Kindes tritt, auch des Erbrechtes also? So wie es nun in dem Concepte dasteht könnte es fast den Schein haben alsob wir die Mutter des Kindes gegenüber unter gewissen Verpflichtungen lagern, die hier zur Quittung in Erbschaftsversprechungen umgeändert wurden. Wir möchten es später dem Kinde klar machen können dass unsererseits nur Wohlwollen und Liebe, keineswegs andere Motiven im Spiele waren.
Zweitens: erlauben wir uns die Frage ob es vielleicht nöthig sein könnte die gesetzliche Ansprüche des Kindes an die Erbschaft seiner nat[ürlichen] Mutter zu reservieren? Wir selbst wollen von seinem event[uellen] Vermögen Nichts geniessen, doch das Vorbehalten seiner Rechte kommt uns gewunscht vor um später den Beweis liefern zu können dass wir die Interessen des Kindes gehörig gewahrt haben.
Drittens: Da wir uns ganz ohne Eigennutz unwiderruflich und ohne Rückhalt zur Annahme des Knäbchens verplichten wollen, glauben wir rechtmässig bedingen zu können dass auch andererseits die Unwiderruflichkeit der Sache vollständig dokumentirt sei. Eine mehr pertinente unauflöslich bindende Erklarung der Frau V.G. kommt uns also unbedingt nothwendig vor.
Sie begreifen doch, sehr verehrter Herr dass wir uns dem Gefahr nicht aussetzen können bei etwaiger Sinnesänderung der na[ürlichen] Mutter, die jetzt froh ist ihr Kind los zu sein, es nach jähren-langer liebevollen Verpflegung uns wieder entreissen zu lassen. Erlauben Sie schliesslich die Bermerkung dass wir hauptsächlich um in dieser Hinsicht gesetzlich vollständig geschützt zu sein Ihr sehr geehrtes Ministerium als Rechtsanwalt in Anspruch genommen haben. Alles andere ist Nebensache.
Mit aller Hochachtung
M. Douwes Dekker geb[orene] Schepel
P.S. Würde vielleicht ein sehr schweres dedit (wozu auch wir uns verpflichten wollen) die Sache ihrer perfecten Beendigung näher bringen?
Vertaling:
Geisenheim 6 mei 1880
Zeer geachte Heer,
Het spijt mij dat wij door huiselijke omstandigheden in beslag genomen, uw hooggeachte brief van 21 april pas vandaag beantwoorden. Neemt U ons alstublieft niet kwalijk dat wij, wat het ons toegezonden concept betreft, ons enige opmerkingen veroorloven. Ten eerste is daarin om zo te zeggen hoofdzakelijk sprake van erfrechtkwesties. Wij wijzen ons geadopteerde kind tot erfgenaam van de langstlevende aan, de moeder accepteert deze erfrechtelijke beschikking en tenslotte wordt deze pas van kracht na toestemming van de voogd.
Dat is weliswaar allemaal geheel juist, maar zou het niet eerder de hoofdzaak moeten zijn dat de moeder afstand doet van haar moederlijke rechten, dat wij het kind adopteren en dat het daardoor jegens ons alle rechten van een kind verkrijgt, dus ook het erfrecht?
Zo als het nu in het concept staat, zou het de schijn kunnen krijgen alsof wij tegenover de moeder van het kind in een bepaalde schuldverhouding staan die nu wordt afgedaan door haar in een erfopvolgingsverplichting om te zetten. Wij zouden graag later het kind duidelijk willen maken dat er van onze kant alleen goede bedoelingen en liefde in het spel waren en beslist geen andere motieven.
Ten tweede: veroorloven wij ons de vraag of het misschien nodig zou kunnen zijn de wettelijke aanspraken van het kind op de erfenis van zijn natuurlijke moeder vast te leggen? Zelf willen wij van zijn eventuele vermogen op geen enkele manier profiteren, maar het voorbehoud van zijn rechten komt ons gewenst voor om later het bewijs te kunnen leveren dat wij voortdurend het belang van het kind op het oog hebben gehad!
Ten derde: Omdat wij ons geheel zonder eigenbelang onherroepelijk en zonder voorbehoud tot het aannemen van het knaapje verplichten willen, geloven wij met recht te kunnen bedingen dat ook van de andere kant de onherroepelijkheid van de zaak volledig wordt vastgelegd. Een meer uitgesproken, onlosmakelijk bindende verklaring van mevrouw v. G. komt ons dan ook volstrekt noodzakelyk voor.
U begrijpt toch, hooggeachte Heer, dat wij ons niet aan het gevaar kunnen blootstellen dat, door een of andere meningswijziging van de natuurlijke moeder, die nu blij is dat ze van haar kind af is, het ons na jarenlange liefdevolle verpleging weer afgenomen zou worden.
Veroorlooft U ons tenslotte de opmerking dat wij hoofdzakelijk om in dit opzicht volkomen veilig te zijn wij Uw hooggeschatte hulp als advocaat hebben ingeroepen. Al het andere is bijzaak.
Met de meeste hoogachting, M. Douwes Dekker geboren Schepel
P.S. Zou misschien een zeer zware dwangsom (waartoe ook wij ons verplichten willen) de zaak dichter bij zijn ideale afronding brengen?