Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

21 april 1879

van

Multatuli

aan

R.J.A. Kallenberg van den Bosch (bio)

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879 (1989)

terug naar lijst

21 april 1879

Brief van Multatuli aan R.J.A. Kallenberg van den Bosch. Vier dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.) In de datum is ‘& 22’ met potlood toegevoegd.

Rotterdam, 21 & 22 April 79

Waarde Van den Bosch!

Wees niet boos op me omdat ik niet eer antwoordde op Uw vriendelyke letteren van den 2n dezer. Het is me onmogelyk u den toestand van zoo'n rondreizenden Voordrager te beschryven. Bovendien was ik zeer onwel en ik heb veel inspanning noodig gehad om niet bedlegerig te worden, of - te blyven, want te Tiel ben ik 't geweest. Toch heb ik geen enkelen keer 'n voordracht afgezegd of uitgesteld, maar ik durf zeggen dat er (by wyze van spreken) bovenmenschelyke wilskracht noodig was om me tant soit peu [1.] tant soit peu: zogoed en zo kwaad als het ging (fr.) goed te houden.

Niet den 10n (zooals Gy blykens Uw brief gemeend hadt, maar den 17n heb ik 't laatst gesproken, en ik ben onwel. De kou op m'n reizen heeft me veel kwaad gedaan. Ik hoest 'snachts vreeselyk en stond vermoeider op dan ik liggen ging. Slechts door morphine poeiers kan ik wat slapen, en dit middel is zoo onaangenaam omdat ik daarvan de werking voel in m'n hersens. Maar ook 't niet slapen is nadeelig, en tusschen die twee kwaden heb ik slechts de keus.

Die heele historia morbi [2.] historia morbi: ziektegeschiedenis (lat.) dient slechts ter verontschuldiging voor [3.] voor: oorspr. stond er van. m'n zwygen, schoon er nog andere redenen voor waren. Gedurig zat ik in onzekerheid over m'n reisdirectie vooral daar ik vreesde nog meer lezingen te moeten aannemen. Dit zou ook eigenlyk noodzakelyk geweest zyn, maar ik kan niet meer.

Ge vraagt naar den financieelen uitslag van m'n voordrachten. Zooeven kreeg ik van den goeden Haspels de eindafrekening. Om de totale som te noemen zou ik 3, 4 vorige afrekeningen moeten opzoeken, en daaruit 'n resumé maken, waartoe me 't hoofd niet staat, omdat telkens de ten mynen behoeve of aan my gedane betalingen zyn afgetrokken. Op deze tournée namelyk had ik ± 2400 gl oude schulden (van 1862, 3, 70!) geappointeerd [4.] appointeren: de dag van betaling vaststellen (naar het fr.) hier: afgedaan. en bovendien heb ik zeer duur gereisd. En zie, ik ga met ± 1500 gl. naar huis, zonder drie posten die me zwaar drukken te hebben kunnen afdoen. Een daarvan is 't zenden en uitrusten van m'n zoon naar de Oost. -

Vraagt ge my of ik tevreden ben over den uitslag. Wèl, dan hangt het antwoord af van 't al of niet in rekening brengen der nu eenmaal bestaande gegevens. Alle verdere beschouwingen zyn overbodig als men nagaat dat Dickens voor 't voorlezen van 'n sedert jaren gedrukt verhaaltje, in één avend meer verdiende dan ik in dertig voordrachten. Waarom Nederland zoo ridicuul-schraal is, begryp ik niet. Men betaalt toch hier voor wyn, bier, brood, meubels, boodschappen, ambtenaarssalaris, &c &c nagenoeg evenveel als in 't Buitenland. Veel zaken zelfs zyn hier duurder dan in sommige andere landen. Als ik m'n inspanning vergelyk met de uitkomst, kan ik m'n bitterheid niet onderdrukken. By 't slecht honoreeren van schryvery, beroept men zich op de kleinte van ons land (ten-onrechte! Want 4/mm menschen kunnen even goed honorarium opbrengen voor 20 auteurs als 40/mm voor 200) doch welk voorwendsel men kan aanvoeren over die disproportie ten aanzien van ‘sprekers’ begryp ik niet. In 'n hollandsche kerk zitten even veel menschen als in 'n fransche of engelsche. Het aantal kerken is zooveel kleiner, voilà tout! Een hollandsche schoolmeester heeft evenveel leerlingen in z'n klas als 'n buitenlandsche en wordt dan ook niet betaald naar den maatstaf der algemeene bevolking. Ik begryp er niets van! Hoe ik nu over m'n voordrachten denk (m'n oordeel is ongunstig) doet niet ter-zake. ‘Men’ is er mee tevreden. ‘Men’ juicht me toe. ‘Men’ schryft me brieven vol magnifieke betuigingen. Ik ben bitter gestemd, en blyf er by dat het Nederlandsche volk fundamenteel oneerlyk is. De Havelaar was zoo ‘mooi’ en men laat Havelaar op z'n ouden dag zóó tobben!

En dan m'n verdriet over m'n verdriet! Ik ben zoo graag vriendelyk, gul en dankbaar gestemd, maar ik zou onnoozel moeten zyn om in zoo'n stemming te blyven. Het eenige wat ik kon, was nooit lucht aan zulke indrukken te geven als ik in 't publiek sprak, 'tgeen my soms moeite genoeg kostte. Eens slechts (te Sneek) heb ik me veroorloofd... 'n wafelmeid uit de zaal te jagen. Maar 't bier en wyndrinken heb ik moeten dulden! Terwijl ik dit schryf ril ik by de gedachte aan de inspanning die ik dáártoe noodig had. Ik moest, ik moest!

O, wees niet boos dat ik U lastig val met zulke klachten. Ge vraagt naar den uitslag, en - aan m'n vyanden schrijf ik niet!

M'n beste vrouw met ons Woutertje is te Arnhem waar ze by vrienden logeert, en juist van ochtend had ik haar geschreven hier te komen, om samen van hier uit (na gevraagd te hebben of 't U schikte) naar Breda te gaan. Kort daarop kreeg ik de eindafrekening waarop 'n onvoorziene post voorkwam van 134 gl. voor advertentien waarop ik niet gerekend had, en dit brengt my in twyfel of ik niet moet telegrafeeren dat ze te Arnhem blyft, me daar heden wacht, en dan ilico [5.] ilico: dadelijk (lat.) samen naar huis! De rust die me wacht, bestaat in ogenblikkelyk hard aan 't werk te gaan. Gebruik ik 't geld dat ik nu over heb om m'n zoon wegtezenden, dan zit ik byna terstond in Nood en ik heb wat loisir noodig! Ik moet hem dus voor myn rekening òf meenemen òf in den Haag laten tot ik 'n volgend jaar weer zoo'n tourneé doen moet, op 't gevaar af dat ik bezwyk en vooral dat ik de menschen verveel. Had ik na zóó 'n inspanning niet recht gehad op wat rust? Het tegendeel is 't geval. En dan de tegenzin in 't uiten van zulke stemmingen! -

Ik zit nu al 'n uur met dezen brief voor me, telkens opstaande en overleggende -

22 April. Zoo eindigde ik gister. Ik verzocht m'n vrouw hier te komen om dan samen naar Breda te gaan. Dàt is makkelyk. Maar... voor ik van hier ga, moet ik 'n afdoenden maatregel nemen met m'n zoon, en dat bezwaart me. Er is nu vastgesteld dat hy naar Indie gaan zal, en ik moet nu trachten nog eenige voordrachten te (mogen) doen ten-einde het daartoe noodige by-een te krygen. De reis met 'n schip is goedkoop, doch er moet wat uitrusting zyn en iets in de hand om zich by aankomst te Batavia gedurende een of twee maanden te redden. Gister was hy by me, en ieder die getuige van ons samenzyn geweest was, zou zeker gezegd hebben: ‘Wat 'n lieve, zachte jongen!’ Dit is hy dan ook zoolang hy by me is. En... niet by my, is hy dan ook niet het tegenovergestelde, maar... niets. Hy heeft geen karakter, zoodat men in 't minst niet op hem rekenen kan. Dit is zeer treurig. Daarby heeft hy 'n faux air [6.] faux air: valse schijn (fr.) van kennis en bekwaamheid, dat velen beweegt hem voor 'n fenix te houden. Dit was sedert z'n 12e jaar al 't geval, en z'n overigens zoo lieve en edele moeder gaf helaas al te veel toe in dat idee. Ook in 't ontwikkeld Italie ging hy voor 'n phenomeen door. Dat alles, gevoegd by z'n karakterloosheid, heeft bewerkt dat-i nu op 25 jarigen leeftyd niets is. Wat ik sedert 10, 12 jaar dááronder geleden heb, is niet uittespreken. Periodiek om de 6, 8 maanden gebeurde er iets met hem dat me opschrikte en m'n stemming bedierf. En als ik nu niet doorzet hem wegtezenden, wordt de toestand hoe langer hoe ondragelyker. Hyzelf wil gaarne naar Indie. Dit treft nogal. -

Ik wacht nu elk oogenblik 'n dépêche van m'n vrouw wanneer ze hier komt. Met haar moet ik dan overleggen hoe we aan Eduard's doelloos rondloopen in den Haag 'n eind maken. Als ik naar U ging voor ik die zaak in orde had gebracht, zou ik toch rust nog duur hebben, en ge zoudt recht hebben tot de opmerking ‘als je dan zooveel ergernis by je draagt, wat doe je dan hier!’ Juist. En 'n gelyke opmerking zou op dezen brief van toepassing zyn. Daarom dan ook zwyg ik zoo dikwyls en dan drukt me dat zwygen weer omdat 'n hartelyk vriend zooals gy 't zou kunnen opvatten als stugheid of wrevel.

En dan de vrees dat men my houden zal voor iemand die genoegen schept in klagen! Juist andersom, ik ben zoo gaarne vrolyk! - Hé, ik zend u hier den laatsten brief van m'n vrouw. Ze zou 't me kwalyk nemen omdat-i zoo erg fideel-slordig is. Maar zie er den toon [7.] toon: oorspr. stond er geest. uit, en tevens de bevestiging van m'n getob met Eduard. (Wat ge niet lezen kunt, doet niet ter zake) De uitdrukking ‘innige slechtheid’ is 'n psychologische fout. Edu is niet slecht. Hy is maar: niet positief goed. Le mauvais caractère est de n'en point avoir! [8.] Le mauvais caractère est de n'en point avoir: een slecht karakter is het niet hebben van een karakter, (fr.) De zaak is dat men met hem omgaande by zyn onverstoorbare zachte vriendelyke hoogstfatsoenlyke welwillendheid, altyd denken moet dat er niet het minste op te rekenen valt. Niet omdat-i huichelt, (o neen, dat zou hem te veel inspanning kosten!) maar uit gemakzucht en om maar op 't oogenblik vrede te houden. Het is my gebleken dat-i even vriendelyk is jegens m'n ergste vyanden. Als feit is dit inderdaad slecht, maar de oorzaak is eenvoudig negatief. Hy heeft 'n systeem van ‘selfhelp’ in dien zin dati maar alleen let op 't oogenblik, zonder achtteslaan op verplichtingen die voortvloeien uit het verledene noch op de gevolgen van z'n onnoozele slimmigheidjes. In één woord: karakterloos! Toeni te W. baden aankwam (voor ± 1½ jaar, na te Venetie zich ellendig te hebben gedragen, waarvan natuurlyk de gevolgen voor myn rekening komen) had-i niets by zich: geen kam! Maar, en revanche, [9.] en revanche: om het goed te maken (fr.) deelde hy my mee dat-i te Innsprück 'n vrouwspersoon had achtergelaten die met 'n paar kisten met boeken daar in 'n logement voor pand van de schuld diende. Ik zei hem: één maîtres, één? Wel ik wou dat je 'r 100 hadt, mits de ekonomie van hoofd, hart, tyd, plichtsvervulling en portemonnaie het veroorloofde.’ Ik sla nu de treurige en soms koddige tobberyen over die ik doorstaan moest om dat schepsel te ‘lossen’ en naar haar geboorteplaats te doen terugbezorgen. Dàt alles doet nu niet terzake. 't Zou maar 'n gewone jongeluis historie zyn, geflankeerd met 'n strengen vader. Maar... hy heeft geen stap gedaan geen hand uitgestoken, geen lettertje geschreven om die stumpert over myn strengheid te troosten. Zonder daarover 'n woord te spreken, nam ik hem die harteloosheid meer kwalyk dan de heele relatie. Hier nu heeft hy geen besef van. Hy zou verwonderd zyn als i deze opmerking te weten kwam. Misschien zoudi dan zeggen dat-i zich maar zoo onverschillig had aangesteld om my de maatregelen jegens haar makkelyk te maken.

Beste vriend, ik weet dat ook gy uw zorgen hebt, doch bedenk by 't beoordeelen van myn klachten dat al zulke dingen zwaarder vallen als 't samenvalt met tobbery op ander gebied. Meer dan voor anderen, [10.] anderen: oorspr. stond er iemand. is 't onbelemmerd gebruik van stemming en denkvermogen noodig voor iemand die daaruit zoo rechtstreeks middel van bestaan moet putten.

Toch ben ik op 't oogenblik schatryk als ik m'n toestand vergelyk met dien van 10, 12, 17 & 18 jaar geleden. Ik klaag niet, ik tracht me maar te verontschuldigen omtrent den schyn van onhartelykheid die telkens 'n gevolg wezen moet van m'n zwygen, uitstellen &c - Ik begryp niet dat ik nog niets van m'n vrouw hoor. Zeker komt ze vandaag. En dàn aan 't overleggen, passen en meten. Net 'n schaakparty. Ik moet nog naar den Haag, naar Delft, naar Utrecht (eigenlyk ook naar Amsterdam maar ik ben angstig voor de jubeldrukte.) en dan wacht ik bericht over nog 'n paar voordrachten. In zoo'n verwikkeling zit ik nu al sedert weken. En daarby was ik onwel. Vergeef 't decousu [11.] décousu: onsamenhangendheid (fr.) van dezen brief. Zoodra mogelyk vraag ik U (misschien van Breda uit, waar ik tòch wezen moet) of en wanneer ge ons [12.] ons: oorspr. stond er me. ontvangen kunt. Tot nader bericht is m'n adres Rotterdam, hotel Weimer.

Wees intusschen hartelyk gegroet van Uw vriend

Douwes Dekker

Ach, en nu sprak ik nog geen woord over Nonni die te München ‘schildert’. Zy is 'n lief braaf en beminnelyk meisje. Maar my is ze ontgroeid. Ze kent me niet! Dat is zeer hard. Toen ik (overigens met weerzin) de opgedrongen hulp der Multatuli-kommissie aannam, was dit hoofdzakelyk om háár voor 't àl te laat was, terugtekrygen. Maar die heeren wisten beter en wilden my (ook als schryver!) onder curateele zetten!