Multatuli.online

6 januari 1879

Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Twee dubbele velletjes postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De tekst is niet volledig bewaard.

Wiesb. 6 [1.] 6: oorspr. stond er 7. Januari 79 beste Vos! Ik begin terstond een woordje te antwoorden op Uw ons zoo aangenamen brief aan Mies, omdat ik niet graag wou dat het verschleppte [2.] verschleppen: slepende houden, uitstellen (du.) en ik ken m'n kwaal ten opzichte van brief-schryven. Den geheelen zomer voel ik me onwel. 't Is melancholie, sufheid of zoo-iets, zich bovenal openbarende in tegenzin in uiting. Zóó noem ik 't nu kortheidshalve. Ik heb 'n gevoel alsof er iets in my verstopt is. En wat ik moeielyk werk! Elke zinsnede kost me inspanning.

Dank voor uw mededeeling over Tandem. Dat ik te dien aanzien niets van U en L. [3.] L.: Loffelt. vernam, schreef ik toe aan de ware oorzaak, en daarvoor was ik U dankbaar. Ja, ik zal weer aan 't vervloekte ‘voordragen’ moeten gaan. 't Kan niet anders, maar 't kost me veel. Zeker zal 't ook physiek moeielyk zyn, maar wat moet, moet. Wanneer ik in Holland kom, weet ik nog niet, maar lang kan 't niet wachten. Dan gaat de tyd voorby. Ik ril als ik er aan denk. Doe myn zeer vriendelyke groete aan Loffelt, en bedank hem wel voor zyn bemoeienis met Tandem. Waarom zet hy niet eens een groot werk op ('t ge)touw. Die parenth. [4.] parenthèses: haakjes (fr.) beteekent 'n zyslag tegen het purisme van de De Veers. Heb je ooit zoo'n vervelende kerel gezien? Of lees je 't N.v.d.D. [5.] N.v.d.D.: het Nieuws van den Dag waarvan H. de Veer hoofdredakteur was van 1871 tot 1890. niet? Dat is 'n ware prostitutie van 't ‘Woord.’

Wien moet ik toch eigenlyk bedanken voor de trouwe toezending van den Spectator? Och, dat stuk van U tegen V.D. Linde. [6.] Nl. in De Nederlandsche Spectator. Ik wilde dat-i dood was, want geluk is er niet voor hem. Ik vind uw beantwoording van zyn gedonder zeer - hoe zal ik zeggen? - zeer bekwaam. Maar ik geloof dat ge U vergist hebt in - basta. V.D. Linde is ziek, maar in die werkelyk bestaande ziekte is hy niet oprecht. Hy gebruikt z'n kwaal als werpgeschut. Z'n opwindery is katapultisch, geloof me. De poging om z'n verlaten van Holland 'n martelaarskleur te geven is... geheel hy! Hy weet dàt men weet dat-i liegt, en toch windt hy zich op tot de meening dat-i iedereen overdonderen kan, als-i zulke incongruiteiten maar heel brutaal voor den dag brengt. Dan overdondert hy ten laatste zichzelf en gelooft misschien wat-i zegt. Neen, dàt niet! Maar hy is ziek, en dit wist ik voor ik hem ontmoette. Wie z'n kwaal begrypt, moet hem veel ten-goede houden. Of ze ook z'n would-be fyn-politieke slenters verontschuldigt, laat ik daar. Ik verzeker U dat hy in z'n grootste drift (schynbare drift dan?) zich verbeeldt geslepen te zyn. Als-i nu in dat boek over Guttenberg erg gedonderd heeft, kunt ge er vast op aan dat-i dit deed om, om, om, - ja, òm te donderen. Dat staat soms goed. Ik verzeker U dat-i niet dondert als-i meent dat het hem benadeelt.

In-weerwil van dit alles vind ik dat Dr C. [7.] Dr. C: dr. M.F.A.G. Campbell (1819-1890), letterkundige en bibliothecaris van de K.B. te Den Haag. hem by de bewuste gelegenheid wel had mogen noemen. Dit werd door 't opnemen van z'n stukken in den Spectator wel ‘onnoodig’ zooals gy zegt, maar dikwyls is 't vermyden van iets onnoodigs 'n feit, 'n handeling. Gesteld dat iemand na 20, 30 jaren de vertalingen van den [8.] de vertalingen van den: oorspr. stond er den. Ilias behandelt, en wel in 'n tydschrift dat zeer dikwyls uw vertaling geroemd had, dan zou toch het ‘onnoodig’ noemen van Uw naam daarom te-pas komen, wyl 't niet noemen een nòg onnoodiger krenking (of verzuim) zou in zich sluiten.

My in 't byzonder heeft nu in Uw stuk getroffen wat ge van V.D. Linde aanhaalt omtrent het niet-uitgevonden-zyn van die heele drukkunst. Toen ik hem daarover sprak, scheen of bleek [9.] of bleek: later toegevoegd. die stelling hem nieuw, en ze was hem zeker onwelkom daar ze zyn zoo verdienstelyken arbeid (verdienstelyk àls arbeid, even als z'n schaakwerk!) van z'n eigenaardig doel beroofde. Uit uw stuk nu maak ik op dat-i de juistheid van m'n opmerkingen heeft ingezien, en nu inplaats van ongelyk te bekennen, het gewicht dier zoogenaamde uitvinding van plaats doet veranderen. Dit is weer niet fair. Straks zullen we hooren dat wel is waar de Bdrukkunst niet is uitgevonden, maar... toch in den jaren 18... de snelpers, en dat dìt eigenlyk de zaak is. Ten laatste zal men 't zwaartepunt leggen in 't fabriceeren van drukinkt.

Beste Vos, lees eens asjeblieft het Nootje op blz. 108 van m'n Ideen bundel II


(deze blz is in de vyfde uitgaaf. Ik weet niet welken druk ge hebt.
De noot die ik bedoel, behoort by nummer 527) [10.] V.W. III, blz. 333.

Die noot was van 1865. Ik kon toen alzoo den brief van Bilderdyk aan Tiedeman van 27 Juni 1816

(Uitgaaf V. Druten & Bleeker 1867, 2o Deel, blz 160) nog niet gelezen hebben. En zie, Bilderdyk zegt even als ik dat de boekdr. kunst niet hoefde uitgevonden te worden, en dat het redeneeren over 'n uitvinder gekheid is. Die overeenstemming in gevoelen verraste my.

't Is met dat zoeken naar 'n bepaalden uitvinder als met het opsporen der bronnen van 'n rivier. Onderwyzers en schryvers van handleidingen tot onderwys hadden behoefte aan namen, afgesloten handelingen, bepaalde feiten, omdat het makkelyker (en dan ook voor den leerling soms nodig) is, een op zich zelf staande handeling of gebeurtenis dan 'n wording te beschryven. Vandaar 'n tal van verkeerde voorstellingen.


(byv. kosmogonien, volksverhuizingen, stichten van steden)

De moeielykheid om 'n geleidelyke ontwikkeling te demonstreeren noopte [11.] noopte: oorspr. stond er dwong. altyd de voorgangers het chronische overtezetten in 't acute. Is dit niet waar? Het Darwinismus toegepast op... alles, is geroepen deze verkeerdheid te bestryden. -

Lees toch vooral 't stuk van Bilderdyk. Ik vind het zeer interessant. Ik hoor dat hy ook (als ik) te-velde trok tegen rivier dyken, maar ik weet niet waar 't staat. Ook is 't de vraag of-i dat deed op denzelfden grond. Misschien haalde hy ‘Gods wil’ er by. -

Ja, uw Ilias is zeer schoon maar ik ben doodsbang voor navolging. Maar ik moet erkennen dat ik uw prozodie niet begryp.

Doch dit is byzaak. Onlangs stond er over die zaak (naar aanleiding van uw Ilias, meen ik) 'n stuk in den Spectator. Ja, 't was wel naar aanleiding van uw Ilias. Ik herinner me nu, my geergerd te hebben dat de referent hoofdzakelyk over dàt onderwerp sprak. Wàt hy er van zei, kon ik gedeeltelyk beamen, maar ik vond de zaak eenvoudiger dan hy ze voorstelde, véél eenvoudiger dus dan waarvoor [12.] waarvoor: later ingevoegd. ze door anderen wordt gehouden. (byv. door Taco Roorda, [13.] Taco Roorda (1801-1874), nederlands theoloog en letterkundige, schreef in 1863 Over dichtmaat, versmaat en versbouw enz. die op zyn beurt hoe ingewikkeld hy de zaak ook vindt, nog gunstig afsteekt by de duitsche behandelaars van 't onderwerp. Wie àl te diep graaft komt by de tegenvoeters, d.i. aan 't oppervlak. De onjuiste zin van 't woord kwantiteit [14.] kwantiteit: (hier) begrip uit de klassieke prosodie (versleer) betrekking hebbend op de duur van de uitspraak van bepaalde klinkers. (moest zyn: kwaliteit) heeft veel kwaad gedaan. Weldra zal 't een verdienste wezen, niets te begrypen van wat doorgaat voor prozodie.- De 2o druk van Mill. St. die in den Spect. zoo welwillend werd aangekondigd bevat niets nieuws. Ik was onwel by 't bezorgen. Ook by 't herzien van Specialiteiten was dit het geval. Toch is er in dien bundel 'n 20, 30 tal nieuwe bladzyden. Dat ik U (en J.) van die beide bundels geen Exempl. zond, lag en ligt aan 'n kleine verwikkeling - och, te lankdradig om uitteleggen. Gy en J. en ook Loffelt zullen zoo spoedig mogelyk die beide dingen ontvangen, al kom ik er dan wat laat mee. Ik kon niet vroeger.

De uitval tegen Huet in Specialiteiten was my 'n gewetenszaak. Velen zeilen in 't beoordelen van z'n geschryf op myn kompas, en daar ik (helaas!) nu eenmaal z'n kritische methode geprezen heb, zou 't den schyn krygen alsof ik alles mooi vond wàt hy gelieft uittegeven voor werk. Z'n meeste kopie van den laatsten tyd is ‘geen koopmanswaar’ zou m'n moeder gezegd hebben. Seuren, zaniken, kletsen, lymen, kyk! 't Is brutaal. En z'n gallicismen worden onverdragelyk. Kent hy geen hollands meer, of is 't - (dit geloof ik) affektatie?