Lijst van brieven op datum
8 oktober 1878
van
Multatuli
aan
G.L. Funke (bio)
Volledige Werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879 (1989)
8 oktober 1878
Brief van Multatuli aan G.L. Funke: Drie dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-9 geheel beschreven. (M.M.)
Dinsdag 8 Oct. '78 beste Funke! Ik was opgetogen neen geroerd door Uw brief!
Ziehier eindelyk dat vel 21. Een moeielyke verlossing. De bestudeering van B.H.'s bundels [1.] B.H.'s bundels: de nieuwe reeks van Busken Huets Literarische Fantasien, deel 1-3. maakte my irre [2.] irre: gek (du.), en 't is waar dat ik niet wel ben. Ik wou dat m'n ongesteldheid 'n meer tastbaar (?) karakter aannam, dat ik meer gewoon ziek was! Maar ik mymer en droom en ben suf. Ook afgemat van bitterheid. Uw behandeling is een der weinige aangename aanrakingen die ik met de wereld heb - neen, nu doe ik velen te kort. Och! Maar zeker is 't dat niemand U in vriendschappelyke vergevingsgezindheid te boven gaat. Wat al getob hebt ge met me! En dan nog te zeggen dat ik deze bundel ‘flink’ heb afgedaan. Neen, beste kerel, dat verdien ik niet!
Het zou me bezwaren Los te verlaten. Nooit kwam het in my op zyn drukkery op zichzelf beschouwd minder goed te vinden dan de nederl. norm meebrengt
(Drukkeryen zyn ten onzent heel andere dingen dan in 't Buitenland. Maar dit is nu eenmaal zoo. Men behandelt in Holland de typografie niet als 'n (byna schoone -) ‘kunst.’ -
Neen, ik zeg maar dat Los beneden Woest staat, en vooral wanneer ik naga dat de proeven van Woest rechtstreeks aan my kwamen. Ze waren even mooi als die welke van Los onder Uw oogen waren geweest. Dit vond ik sterk. Hoe dit zy, ik wil 't niet op m'n geweten hebben, L te benadeelen, en verzoek U hem te houden. Als hy maar niet boos word als ik soms 'n opmerking maak. Slecht is z'n drukkery waarlyk niet! -
Goed, ik zal haast maken met al die herdrukken die ge noemt. Bundel VII eerst. Die korrektie is makkelyk, en ik zal zorgen geen revisie noodig te hebben. Maar soms ben ik niet wel, en dan begryp ik zelf niet hoe ik 'n fout in uitdrukking kan over 't hoofd gezien hebben. Toch zal ik m'n best doen. -
Wilt ge zoo goed zyn my twee [3.] twee: oorspr. stond er een. bundels VI te zenden, van de eerste uitgaaf? Noch Mimi noch ik hebben er een.
Wat de herdruk aangaat, zend daarvan niet meer dan 2 Ex. -
Zyn er ook (misschien al maanden of weken geleden) pakken voor my by U bezorgd? Van twee zyden verwachtte ik dat, maar ik ben niet zeker of men 't gedaan heeft. -
Zeker geeft ge my dat nieuwe werk waarin 't stuk van Admiraal ‘Miskenning’. Gaat dat my aan? Zyn 't de stukken die A. in den ‘Nederland’ gaf? A schryft zeer goed, maar (even als Roorda) is hy z'n talent niet meester.
De tegenwoordige schryver van boekbeschouwingen in Nederland is zeer bekwaam. [4.] Ironisch genoeg gold dit Busken Huet. Zou 't Haverkorn v. Rysewyk wezen? Die is zoo bekwaam, maar (in dienst van N.R.C.!) niet eerlyk. -
Mies (en dus ik ook) hebben een kind aangenomen. Eerst was ik er tegen, maar de schalk heeft me totaal ingepakt. Hy is 2¾ jaar. Een allerliefste jongen! -
Onze woning is zoo best [5.] best: oorspr. stond er mooi.! Nooit verlang ik beter verblyf, al was ik millionair. Als ik zelf maar beter was! Ik kan m'n onwelzyn niet beschryven. Ik doe alles om me laag by den grond te houden (net 'n schip in storm dat ankergrond zoekt). Ik timmer, laat vliegers op, speel met het kind. Het baat niet. M'n gedachten zyn los, waggelend, als 'n verloopen schroef. En 't worstelen daartegen mat me af. Ook wiskunde baat niet. Toch houd ik vol dat men stryden moet tegen 't verachteren van z'n denkvermogen, ('t Staat ergens in bundel VI. Het trof me zoo toen ik dat korrigeerde. Ik geloof niet dat Shakespeare altyd reden had voor z'n scheppingen of arrangementen. Men vind [6.] vind: verschrijving. meer in hem dan er in zit. Hy wierp (onbesuisd dikwyls, en met den moed der onkunde) groote kladden op 't doek, en er blykt dat-i in zyn worpen 'n eigenaardigheid had waardoor z'n onoogelykste brokken op iets wezenlyks en zelfs op iets schoons konden gelyken, altyd in de oogen van hen die er dat wezenlyke of schoone in zien willen. Misschien heeft hyzelf z'n Hamlet niet begrepen. Was Hamlet gek, of was hy 't niet? Hield hy zich gek, of bestond z'n krankzinnigheid juist daarin dat-i, overigens niet gek zynde, er vermaak in schiep voor gek doortegaan? (Zoo iemand heb ik gekend.) Of... voelde Hamlet dat z'n verstand op den loop ging en worstelde hy tegen 't verliezen van z'n beheer! Zoo iets nu (maar neem 't niet te letterlyk op) is myn onwelzyn. De Havelaarsgeschiedenis (ik spreek niet van 't boek) het verlies van m'n kinderen, de zonderlinge wys waarop m'n werk (doen en schryven beide) in Holland wordt opgenomen, en by dat alles de bewustheid dat me niet veel tyd meer overblyft, dàt alles schynt me te overstelpen. Maar, nog eens: ik worstel er tegen. Straks ga ik timmeren. In een hoek van de kamer wil ik op i-½ voet van den grond 'n vloertje maken voor den kleine jongen. (Op den vloer der kamer tocht het 'n storm. De reten van de balkon deuren - we hebben 'n balkon asjeblieft! - zyn vinger dik wyd, en we wonen geheel onbeschut aan de buitenzy der stad.) Dat vloertje zal zyn ‘kamer’ heeten en hy is verrukt in 't vooruitzicht. Met m'n schaven, zagen beitelen begint het gaandeweg beter te gaan. Jammer maar dat ik zoo gauw m'n handen kapot werk. Het vleesch is... week, en ik kan me maar geen eelt aanschaffen.
En de geest ook, naar 't schynt. Vanwaar anders dat getob over die opengelaten bladzy? Zeg, zend me nu toch maar asjeblieft nog eens revisie van dat vel. Ik zal 't pr omgaande terug zenden. Recht heb ik, na m'n geseur, er niet op maar ge hebt me wel eens meer boven recht behandeld. -
Geld? Ja. Wees zoo goed me zooveel te zenden als u gepast voorkomt. Ik lyk wel 'n kruier die ‘'t staat aan je beleefdheid’ zegt, om meer te krygen dan hy vorderen mag. Nu dan, schikt het U me 200 gl te zenden, asjeblieft. Maar als m'n rekening 't niet dragen kan, dan minder. -
Kunt en moogt ge me zeggen wie die recensiën in Nederland schryft? -
Hé, nog iets. Uit welwillendheid en niet uit eenige andere reden, waarschuw toch den heer De Veer eens tegen z'n medewerkers, korrespondenten en bewerkers van 't feuilleton! Maar als ge denkt dat het kwaad bloed zet, dan maar niet. Ik zeg 't U waarlyk uit bestwil. (Het feuilleton dat nu aan den gang is, heb ik niet gelezen, maar 't vorige was... beestachtig slecht geschreven! En de korrespondentie-artikelen, wat gehalte en taal betreft! En de uilige opmerkingen by de verslagen van staatkundig nieuws! (Meent men nu inderdaad dat de Emir van Afghanistan zóó 'n brief aan den Sultan schryven zou? [7.] Sedert augustus 1878 was Engeland er op uit een gezantschap in de Afgaanse hoofdstad Kaboel te vestigen, hetgeen ook aan de Russen was toegestaan. De onderkoning van Brits-Indië, Lord Lytton, schreef daartoe op 14 augustus een brief aan de Emir, die pas op 6 oktober een ontwijkend antwoord gaf met klachten over de Indische ambtenaren aan de grenzen en met de suggestie dat de Goddelijke voorzienigheid maar moest beslissen, als Engeland een oorlog wilde. Inhoud en inkleeding beiden dragen den stempel van zeer onbekwame vervalsching op 't voorhoofd! -
En de leveranciers van vertaalde stukken in 't Zondagsblad! Dit gaat De V. niet aan, maar toch wel Uw Nieuws. Een staaltje: ‘eine Erklärung zu Protokoll geben = 'n gerechtelyke verklaring afleggen, heet: ‘te Protokoll ('n onbekende, nu ontdekte stad in Engeland, zeker?) 'n verklaring afleggen.’ t Is àl te erg. -
En dan die eeuwige relazen van iemand die 25 jaar 't een of ander geweest is! De lezer wordt door zulke vertelseltjes op 't denkbeeld gebracht dat de tyd der redakteuren en de ruimte in 't blad geen waarde hebben. Weldra zal dit nadeelig werken op de schatting van 't geheel.
Over de hoofdartikelen uit ik me niet, omdat m'n ongustig oordeel den schyn hebben zou van jalousie de metier, en misschien (leelyker nog) van rancune over 't hartelyk meedoen van De Veer met de algemeene doodzwygery. Ook zyn myn aanmerkingen dáárop niet geschikt door U gebruikt te worden zonder De V. tegen U te ontstemmen en U 'n conflict op den hals te halen over 't aanranden van ‘de waardigheid der pers’ (in de stad Protokoll zeker!) Neen, ik laat den heer De Veer, als schryver, geheel buiten spel. Ik spreek tegen U over hem als belangryk rad in 'n industrieele zaak die U toe behoort, en uit bestwil raad ik U aan, toetezien dat hy niet door z'n arbeiders uw bezitting deterioreeren laat. Hy moet zich voorzien van conscientieuzer werkvolk, ziedaar!
Beste Funke, geloof toch dat ik by dit alles geen andere bedoeling heb dan goede. Ik màg niet zwygen.
Wees hartelyk van ons beiden gegroet. En groet vooral Uw lieve vrouw. Ik zal niet gerust zyn voor ik - nu later.
Nog eens dank voor Uw brief
tt
DD