Multatuli.online

22 maart 1878

Brief van Multatuli aan Christina Bremer. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (⅔) beschreven. (M.M.)

Met bewaard gebleven envelop, waarop poststempel Rotterdam 22 mrt78 en de adressering Madle Christina Bremer ten huize van den heer Snelleman Lamsteeg 7 Rotterdam.

Vrydag avend, laat

Mejuffrouw.

Ik had reeds in antwoord op Uw vriendelyk schryven, 'n briefje gereed waarin ik U voorstelde my morgen voor 11 uur de eer van Uw bezoek te geven, maar voelde my, na ryp beraad, verplicht het te verscheuren. M'n keel is rauw, en 't spreken doet me pyn. Ik ‘sprak’ gelyk Ge weet eergister hier, en gister te Utrecht. Morgen moet ik optreden te Haarlem, en wanneer ik nu m'n arme keel morgen in de eerste helft van den dag niet wat spaar, loop ik kans wat àl te schor te zyn, als ik te Haarlem 't woord voer.

Geloof me dat het me zeer leed doet, U dit antwoord op Uw overigens zoo aangenaam, schryven te moeten geven. Het is m'n treurige plicht zeer zuinig omtegaan met de vermogens van ziel en lichaam. Anders zou ik in gebreke blyven de zeer zware taak die velerlei zeer verdrietige omstandigheden my op de schouders legden, te vervullen. Ik ben tòch reeds bovendien niet tevreden met de wyze waarop ik me daarvan kwyt.

Mochten de toevallen waaraan 't leven zoo ryk is U weder in m'n buurt voeren, dan houd ik me voor nadere kennismaking zeer aanbevolen.

Intusschen heb ik de eer hoogachtend te zyn

UwDWDienaar

DouwesDekker

Het smart me zoo, 'n vriendelyken handdruk aftewyzen. Schikt het u, morgen voor elf (want ± 12 uur moet ik naar Haarlem) 'n oogenblik -

neen, 't kan heusch niet! Ik zal het moeielyk genoeg hebben met m'n keel. Geloof dat het me leed doet.