Multatuli.online

6 maart 1878

Brief van Multatuli aan V. en H. Bruinsma. Een dubbel en enkel velletje en twee dubbele velletjes postpapier, waarvan blz. 1-5 en 7-12 geheel, 6 met een enkele regel en 13 (½) dwars beschreven. (M.M.)

Rotterdam 6 Maart 78 beste Vitus en lieve Hilda

Gistravend ben ik van Zeeland terug gekomen en van middag moet ik naar Delft, alweer om ‘optetreden.’ Ik ben doodmoê, en daarby juist vandaag voor 't eerst wat koortsig. Dat zou me heel aangenaam zyn, daar ik koorts beschouw als 'n natuurlyk herstellingsproces, als ik maar niet van avend ‘spreken’ moest. 'S Nachts hoest ik sedert 'n dag of wat tot 3, 4 uur, en dan ben ik 's morgens àf. En de koorts zou me van de [1.] de: oorspr. stond er die. daaruit voorspruitende ouwemannigheid genezen, als ik maar tyd had ze goed haar gang te laten gaan. Ik heb nu in 22 dagen 10 voordrachten gehouden, en er staan nog ± evenveel voor den boeg. Alzoo 'n vermoeiende historie Maar 't moet, en daarmee uit!

Ge weet hoe ik over zulke voordrachten denk. Dit eens - vooral op den voorgrond gesteld blyvende, moet ik erkennen dat ik byna zonder uitzondering overal veel genoegen smaakte. De couranten beteekenen niet veel in hun verslagen &c. Ik weet hoeveel hartelykheid ik ondervond, en dat weegt tegen vele hoestbuien op. Anders kòn ik 't ook niet volhouden. -

Ja, de tyd begint te naderen dat ik te L. kom. Ik heb gelachen over uw vraag of Haspels ook by u zou moeten logeeren. Gut, kerels daarvan is nooit spraak. Al hadt ge 10 logeerkamers dan nog zou hy in 'n logement gaan (als-i me op de reis vergezeld had, wat zelden kan omdat-i 't zoo druk heeft met z'n eigen zaak: 'n waar koeliewerk!) nu, dan toch zoudi in 'n logement gaan daar 't consigne is my zooveel mogelyk alleen te laten. Hoe kon ik anders m'n gedachten regelen? Op de spoor kan ik, helaas, niet denken. Elke wielslag is me 'n marteling, en nog na aankomst ben ik eenigen tyd als suf en soeserig. Ik heb sedert 'n paar weken iemand die zich geheel aan me toewydt met hartelykheid en intelligentie (m'n gewezen uitgever V. Helden). Hy brengt en haalt me aan en van den trein, zorgt voor m'n koffertje, pakt in & uit, maakt dat ik niets vergeet, in een woord hy zorgt voor me als voor 'n kind of 'n koffer. En toch zou ik hem niet willen mee hebben op reis, daar 't nooit alleen zyn me breken zou.

Ik erken al 't onvolledige en gebrekkige van zulke voordrachten, en zeg dat publiek en berichtgevers meestal me goediger behandelen dan eigenlyk 'n stevige gezonde kritiek toe laat, maar... als men in aanmerking neemt in welke omstandigheden, en onder welke servituten gebukt, ik m'n taak afwerk, dan zou men moeten erkennen dat het ware kunststukjes zyn. Ikzelf sta verbaasd, niet omdat m'n voordrachten zoo goed zyn, maar omdat ze niet nog veel slechter zyn. -

‘Geeft uw reizen u niet te kennen dat er meer zyn die u lief hebben dan ge daar in W.b. in verdrietige stemming vermoed hebt?’ Ja, ik moet erkennen dat ge daarin gelyk had. Ik zal u mondeling meedeelen hoe die stemming praktisch behoort te worden aangewend. Na 't mislukken der pogingen van allerlei commissien (mannen van zaken!) heb ik nu de ‘zaak’ ter hand genomen, en ze moet slagen. Dat zult ge zien, beste kerel. Myn plan is reeds in begin van uitvoering, en slagen moet het! Nog eens, daarover mondeling. De zaak is eenvoudig als: 2 × 2 = 4, en ik vraag maar 5 minuten om 't u uitteleggen. Ieder praktisch man erkent dat ik de koe by de horens gegrepen heb. Géén annonces, geen oproepingen, geen afhankelykheid van pretentieuze ‘commissies’. Ge zult over m'n plan tevreden zyn, en uw lieve Hilda ook! Als 't lukt (en mislukking komt me onmogelyk voor) zal ik kalm kunnen werken. Dat is 't schoonste wat ik beoogen kan. -

Ook om uw p.s. heb ik gelachen. Lieve hartelyke menschen, ik weet dat ge

Een monument van slordigheid. Maar ik had telkens bezoek, en tal van verhindering [2.] Deze woorden in blauw potlood op de overigens lege zesde bladzijde van de brief..

uw laatste stuk met me deelen zoudt, en dan te zeggen: ‘hé Vitus, 't lykt net of we hem niet hebben willen!’ Nu zàl je me hebben, in 'n bedstee, of vóór 'n bedstee op den grond, of in de keuken... 't kan my wat schelen!

Maar er zyn [3.] zyn: oorspr. stond er is. twee bezwaren waarop ik van myn kant de aandacht vestig. Sedert 3, 4 nachten hoest ik tot 3, 4 uur en 't hindert me zoo dàt ik iemand hinder met dat vervloekt geblaf -

(neen, ik zal zorgen niet te hoesten. Ik kàn dat.) Nu, de 2o opmerking is deze. Bedenk dat ik me geheel en al moet òpmaken om zoo goed of kwaad het gaan wil, die voordrachten te houden, en.. de reisjes. Dàt 's my 't ergste. Daaruit vloeit voort dat ge weinig aan me hebt! Dit denkbeeld doet me zeer, en 't best is, U dit vooruit te zeggen. Een publiekspreker is... geen vriend, geen vader, geen echtgenoot, geen mensch, hy is... publiekspreker! My walgt het, maar daar 't nu eenmaal moet, moet ik ook de keerzy van de medaille op den koop toe er by nemen. Zult gy daarmee genoegen nemen? Och, ik ben zoo moe en àf in den tusschentyd! Te Zierikzee ben ik in gezelschap van 4 heeren die me kwamen bezoeken, in slaap gevallen! Ook daar had ik den nacht na de lezing doorgebracht met verdriet over de begane fouten en... hoesten. Dus, 'n prettige logée kryg je niet! Wilt ge me dat ten goede houden? - Wat de h.h. Le Gr. H & V.Z. voor me doen, is niet uittespreken! Dank er hun voor alsof ze U 'n dienst hadden gedaan.

Over 't geheel heb ik wat de publiekmenschen noemen: ‘succes!’ Dit is ook financieel 't geval. En toch zal ik naar huis gaande niet zeer veel meebrengen, want ik moet byna [4.] byna alles: oorspr. stond er alles byna. alles terstond verzenden om gaten te stopen die, die, die - later mondeling meer. 't Is een verdrietige historie... en wel in Italië. Raad de rest maar.

Doch... dit komt er niet op aan! ‘Hoe?’ zeg je. Neen, 't komt er niet op aan, want juist om die treurige reden houd ik die voordrachten. Toch ben ik begonnen met aanzuivering van 'n schuldje voor meubels in de nieuwe ruime woning (waar jelui logeeren zult!). Mieske is den koning te ryk. Geen duit schuld te Wbaden, en wat in de hand toe! Nu dàt zal weinig zyn, maar myn plan waaraan ge zult meehelpen zonder zoo als reeds meermalen, (lieve vrienden!) uw kracht te boven te gaan, zal bewerken dat ik eens - vooral verlost word van nypende zorgen. Zie, Havelaar wordt door z'n vrienden ‘gepensioneerd’ en ieder mag niet meer bydragen dan 'n kleinigheid. 500 kleinigheden maken 'n voldoend bedrag. De organisatie van dit eenvoudig plan zal ik U mondeling uitleggen. Nog eens 5 minuten is genoeg. Ge zult verbaasd staan over den eenvoud. -

En nu (½ 3 en ik had nog bezoek ook) moet ik gaan denken aan m'n voordracht te Delft. Ik ben vandaag niet erg wel, dat hindert me wat. Anders ben ik door den tegenzin om ‘optetreden’ vry wel heen. Te Delft spreek ik voor den 2n maal & op ‘vereerend verzoek’ zooals de tooneelmenschen zeggen. Dit was ook te Amstm 't geval, en zàl 't geval te Rottm wezen. Of 't ook ‘mooi’ was, hè? Neen, te Rottm was de reden van de herhaling geen moojerigheid. 't Was myn wil nog eens te spreken, omdat den eersten keer 't onderwerp niet bevallen had. Ik had (en 'n moeielyk werk!) beredeneerd verslag gegeven van 'n cause célèbre, en men wil dat ik redeneer, oreer, preek &c. Nu dat zàl ik doen. 't Is my makkelyker. Ik had me voor die cause celebre juist heel erg uitgesloofd.

Hartelyk gegroet beste kerels. Dek

Uur & dag van m'n komst meld ik later. Om orde te houden in m'n zwaar beproefd hoofd, bemoei ik me wat reis &c aangaat eerst met 'n voordracht als ze voor de deur staat. Heden is ‘Delft’ aan de beurt. Gegroet! Onze Mies is wel, en schryft me heerlyke brieven. Alle dagen! O zoo schoon & prettig.

Natuurlyk mag men geen intimiteit profaneeren. Maar anders zou 't pikant zyn, zeker gedeelte van publiek eens inzage te gevenn in 't binnenhuis van 'n ‘byzonder slechten kerel.’ Ach, ook de verhouding met m'n beste Tine was zoo. En toch... ge weet de rest. Zulken laster noem ik: misdaad tegen den H. Geest!