Lijst van brieven op datum
3 februari 1878
van
Gosewina Carolina de Haas-Hanau (bio)
aan
Mimi Douwes Dekker (bio)
Volledige Werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879 (1989)
Vermoedelijk 3 februari 1878
Brief van mevr. G.C. de Haas-Hanau aan Mimi. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M..)
Mevrouw,
Had ik eenige maanden geleden behoefte om Multatuli een klein bewijs te geven van de vereering die ik hem toedraag, had ik den moed aan die behoefte te voldoen door mij rechtstreeks tot hem te wenden, en was hij beleefd genoeg mij terstond blijk te geven, dat hij mij begreep, - heden kan ik den wensch niet onderdrukken U te doen weten, hoe hoogst vereerd ik ben door de onderscheiding, die hij mij nu heeft bewezen.
Een bezoek van Multatuli!
Er was werkelijk van niets minder sprake, Mevrouw.
Multatuli heeft mij een bezoek gebracht, en wat dit voor mij beteekent, wil ik aan U zeggen, die ik boven ieder ander waardig keur dit te vernemen. - U zal het toch niet onverschillig zijn op nieuw te ondervinden, hoe de geniale man wordt gewaardeerd, wiens levenslot Gij deelt: Gij die hem lief hebt, zooals hij dit verdient.
Toen ik de blijde tijding ontving van zijn bezoek, was ik eenige oogenblikken als buiten mijzelve van vreugde en ontroering.
Een bezoek van Multatuli!
Ik kon aan de werkelijkheid van zulk een gebeurtenis naauwelijks gelooven. - Ik was hoogst gelukkig, en toch werd ik aangegrepen door zekere beklemdheid, die voort sproot uit den eerbied voor de beteekenis van het feit.
Ik zou met Multatuli persoonlijk kennis maken! - Hoe wonderlijk gestemd heb ik in afwachting van dat oogenblik, den tijd doorgebracht, die er aan vooraf ging!...
Geen bezoek van een vorst zou mij op die wijze hebben aangedaan.
Ik kan U niet zeggen, Mevrouw, hoe ik over hem denk en wat ik voor hem gevoel. - Kon ik beschikken over den rijkdom van gedachten, de juistheid van uitdrukking en de macht over onze taal, die Multatuli zoo onbeperkt ten dienste staan, eerst dàn zou ik naar waarheid kunnen schetsen, wat ik nu slechts gebrekkig uiten kan. Gij zult mij echter wel begrijpen, en de leemte weten aantevullen, door mijne onbedrevenheid ontstaan.
Het gewichtig oogenblik was eindelijk gekomen. - Multatuli verscheen, en stond voor mij, eenvoudig en nederig, als ware hij een gewoon mensch.
De indruk, dien zijn persoon op mij heeft gemaakt, overtrof zoo mogelyk myn verwachting. - Zou het echter geen dwaasheid van mij zijn tegenover U uit te wijden over zijne hoedanigheden?
Toen hij vertrokken was - aan elk genot toch moet een einde komen - bleef ik nog geruimen tijd nadenken over Dek en zijn tegenwoordigheid.
Dat ik het bezoek van Multatuli op den hoogsten prijs stel, beken ik aan U, omdat ik besef hoe Gij deelt in de vereering die hem wordt toegedragen, en omdat ik begrijp, hoe Gij op dit oogenblik, vèr van hem verwijderd, behoefte gevoelt aan vergoeding voor dat gemis.
Vriendelijk en minzaam heeft hij beloofd ons nader te komen bezoeken. - Vol vertrouwen op zijn woord, twijfel ik geen oogenblik, of hij zal aan die belofte voldoen. Na die toezegging heb ik hem echter niet rechtstreeks durven vragen3 [*] Deze nummers zijn door de briefschrijfster toegevoegd om een verbetering in de zinsbouw aan te geven., uit vrees van4 onbescheiden of5 indringend te schijnen, of hy ons huis vooral2 niet wilde vergeten zoo dikwijls hij na de dagen van inspanning en vermoeijenis, die hem wachten, behoefte mocht gevoelen aan eenige rustige, gezellige oogenblikken, die wij hem naar ons vermogen zoo gaarne willen verschaffen.
Zeker zijn er velen, die met ons op dat voorrecht hopen, en daarom roep ik uw voorspraak bij hem in, wier goede uitwerking ik niet betwijfel. Wilt Gij aan dit vriendelijk verzoek voldoen, Mevrouw, en mij daardoor bewijzen, dat Gij met mijne oprecht eenvoudige, hartelijke bedoeling instemt?
Het spijt me dat Gij dezen keer uw Echtgenoot niet vergezelt: ik zou zoo gaarn ook met U kennis hebben gemaakt. Beleefdelyk groet ik U Mevrouw, en eindig met een bede om verschooning voor de vrijmoedigheid, waarmede ik ander maal voldoe aan de inspraak van myn hart.
Geloof mij met verschuldigde achting te zijn, Mevrouw, [1.] De ondertekening (op een aparte strook papier?) ontbreekt.