Multatuli.online

Het jaar 1878

Ten gevolge van de eerste lezingentoernee staat het begin van het jaar 1878 in schril kontrast tot de periode daarna, thuis in Wiesbaden. Tussen 30 januari en 1 mei ruim 3400 kilometer reizen, goeddeels per spoor, en 28 spreekbeurten met alles wat die meebrachten aan spanning, succes, hoop en afwisseling; nadien maanden van stagnatie, sleur, teleurstelling en eentonigheid.

De eerste plannen voor een reeks spreekbeurten in Nederland duiken al op in augustus 1877, maar een gedetailleerde feitelijke uitnodiging door de Rotterdamse toneeldirekteur J.M. Haspels - aan wie Multatuli in volledig vertrouwen de gehele organisatie overliet - is vervat in een niet bewaarde brief van 29 december. Op 10 januari 1878 wordt pas, met tegenzin, het uiteindelijke besluit genomen werkelijk te gaan.

Toch lijkt die steeds doorklinkende tegenzin voor een deel gespeeld, ook als exkuus tegenover Mimi voor de langdurige afwezigheid. Het vaak overweldigende enthousiasme van het aanhankelijke publiek, speciaal in Amsterdam en Delft, had zeker ook zijn opmonterende en profijtelijke kanten. Op 29 januari vertrekt Multatuli uit Wiesbaden, overnacht in Keulen en neemt, aangekomen in Rotterdam, aanvankelijk zijn intrek in hotel Weimer aan de Spaanse Kade no 3, omdat er bij de familie Engelman, waar het hem in de Vorstenschool-tijd zo goed bevallen is, geen kamers beschikbaar zijn.

Dank zij de vele reisbrieven, nauwkeurige verslagen in de kranten en andere dokumenten is de gang van zaken gedurende de voordrachten-toernee haast op de voet te volgen. Ook de inhoud van de lezingen zelf valt vrij precies te rekonstrueren aan de hand van de stroken met aantekeningen die elk, voorzien van doorhalingen en aanvullingen, herhaaldelijk gebruikt lijken. Met vreugde konstateert Multatuli dat de voordrachten zelf hem steeds minder moeite kosten. Met gemak improviseert hij drie uur lang aan de hand van summiere notities.

Na een enkele mislukte poging zich op een geschikt adres bij partikulieren te vestigen, vindt Dekker op 12 februari het ideale appartement bij de familie Lommaert, Westerstraat 16, waar hij zijn ‘hoofdkwartier’ vestigt en vanwaar hij - eveneens in militaire termen - zijn reizen als een veldtocht organiseert, zakelijk gesekondeerd door Hendrik Bos, een employé van het gezelschap Le Gras, Van Zuylen en Haspels, en al gauw voorzien van een goed gedrilde adjudant, zijn vroegere uitgever Van Helden, die als ‘kornak’ ofwel manusje-van-alles, in dienst wordt genomen. De verhouding tussen beiden is in hoge mate amikaal, zoals blijkt uit een briefje van Van Helden aan Mimi van 28 februari. Van de kant van Multatuli is de toon van de briefwisseling met zijn vrouw, vooral aanvankelijk, opvallend innig. Hij houdt haar vrijwel dagelijks op de hoogte, verlangt iedere dag een levensteken van haar kant en laat ook anderen aan haar schrijven over de ontvangst van de best geslaagde voordrachten (bv. Funke over de lezing in Amsterdam op 15 februari).

Als de toernee steeds duidelijker ook een financieel succes lijkt te worden, toont Multatuli zich haast kinderlijk verheugd over de zorgeloze toekomst die hun beiden wacht, temeer omdat hij over de groei en bloei van Tandem, het door hemzelf uitgedachte en ingerichte genootschap ‘om Havelaar te pensioneren’, al gauw weer veel te rooskleurige visioenen koestert: op 7 maart blijkt hij zelfs te rekenen op f 12.000, - 's jaars (vergelijkbaar met een kleine twee ton in onze verhoudingen).

Intussen zien we Admiraal en Kok komplotteren om Multatuli te verrassen met een geldelijk geschenk van het ‘jonge Nederland’, aanvankelijk bedoeld voor zijn verjaardag op 2 maart, maar tenslotte pas door Multatuli ontvangen als welkomstgeschenk bij zijn terugkeer in Wiesbaden.

Ook Vitus Bruinsma in Leeuwarden wordt in het diepste geheim bij de voorbereidingen betrokken; hij heeft op 11 maart 460 gulden bij elkaar en vermeldt daarbij t.a.v. Admiraal ‘zeker had hij meer dan ik’.

En inderdaad neemt het geschenk tenslotte de vorm aan van een zilveren beker met een obligatie van f 1000, -, aangevuld met enkele kleinere giften [*] Deze gegevens op basis van de dokumenten zijn strijdig met de herinnering van Bruinsma, in 1892 gepubliceerd in Ter gedachtenis aan Multatuli (Amsterdam, De Dageraad), blz. 15, waar sprake is van de sedertdien legendarische ‘zilveren bokaal met honderd gouden tientjes’. Wellicht heeft bedoelde bokaal oorspronkelijk wel onderdeel van de plannen uitgemaakt. Zie ook de brief van Admiraal aan Vosmaer van 15 maart 1878.. Het is niet onaannemelijk dat Multatuli ook dit keer weinig gelukkig was met de financiële hulpaktie die immers zijn eigen plannen met Tandem doorkruiste.

In Wiesbaden is inmiddels een heel andere, eveneens voor Multatuli geheim gehouden, verrassende ontwikkeling in gang gezet. Terecht maakt Dekker uit de wat droge toon van Mimi's brieven op dat zij hem weinig vertelt over wat haar bezighoudt en hij wijt dat aan eenzaamheid en aan jaloezie: schrijft hij niet voortdurend over zijn kontakten met Mathilde Opdecoul, Truida Hotz en een nieuwe enthousiaste volgelinge, mevrouw De Haas-Hanau, de vrouw van een Rotterdamse oogarts [**] In het Multatuli-jaar 1987 is het bezit van het Multatuli-museum verrijkt met een haarlokje van Multatuli, dat door mevrouw de Haas, als aandenken aan de door haar geadoreerde schrijver, is bewaard.?

Om haar af te leiden en iets om handen te geven stuurt hij het zoontje van Haspels, de tienjarige Coenraad (Coen) met Van Helden naar Wiesbaden voor een logeerpartij die vier maanden zal duren. Maar Mimi heeft haar eigen plannen. Samen met Marie Anderson onderzoekt ze de mogelijkheden om een kind te adopteren. Een advertentie in het Wiesbadener Tageblatt van 12 februari - voorzien van de initialen van Marie Anderson - leidt tenslotte op 8 maart tot de komst van Eduard Bernhold (‘Wouter’), op dat moment twee jaar en zes weken oud. Multatuli hoort er pas op 13 maart over als hij bij Bruinsma in Leeuwarden logeert. Mimi heeft het blijkbaar als een proef voorgesteld en zich bereid verklaard de jongen weer terug te sturen, want Dekker reageert met het fameuze telegram ‘Behalte das Kind in Gottes Namen’. Maar al gauw toont hij zich uitbundig verheugd over Mimi's nieuwe rol, vraagt haar romantisch om toezending van ‘een haartje’ en zoent dat... Na thuiskomst blijkt Dekker ‘das Kind’ al gauw geheel in zijn hart te sluiten (brief van 26 september!).

Maar zover is het nog niet; er zijn andere spanningen af te lezen uit de korrespondentie tussen de echtelieden. Het komplotteren en geheimhouden van Mimi irriteert Multatuli en van haar kant groeit, naarmate de weken verstrijken, het ongeduld waarmee zij op Deks thuiskomst wacht om een definitieve afronding te kunnen geven aan haar intensieve, voor het grootste deel schriftelijke onderhandelingen met de beide ouders van het pleegkind. Daarom steekt haar een passage in een brief van 5 maart uit Rotterdam, ‘Best thuisgekomen uit Zeeland’. Over dat woord ‘thuisgekomen’ moet Multatuli zich dan ook nader verantwoorden. Hoe druk Mimi het met haar twee kinderen heeft blijkt wellicht ook uit het feit dat de reisbrieven van april vaak onvolledig bewaard zijn.

Hoe zich inmiddels de relatie met Nonni en Edu ontwikkelt, valt treffend af te lezen uit de briefwisseling van 16 en 17 februari tussen Funke en Mimi. Multatuli blijft trouwens, ook tijdens de succesvolle en opwindende toernee van 1878, iemand met wie men de vriendschap het best op afstand kan onderhouden. Zo blijkt uit Funke's brief van 5 juni dat er zich zelfs te zijnen huize een onaangename scène heeft afgespeeld, die overigens in bewonderenswaardig taktvolle termen wordt afgedaan. En ook de Utrechtse studenten van het gezelschap Panta Noèta hebben Multatuli's prikkelbare aard leren kennen, toen hij hun het honorarium voor de voeten wierp dat ze hem op minder respektvolle wijze overhandigden (zie de brief aan Mimi van 22 maart); zijn ergernis was al gewekt omdat zij in hun uitnodiging ‘per omgaande antwoord’ hadden gevergd.

Terug in Wiesbaden voelt Multatuli zich zeker tot in juli suf en uitgeblust, al laat hij vliegers op met Coen, maar hij ‘zou zo graag eens vrolyk weezen’ (brief van 2 juni). Op 8 juni komen Coens ouders logeren en in mei is Nonni zelfs een volle week op bezoek geweest. Ze gedraagt zich kinderlijk en gracieus, volgens Mimi (brief van 31 juli) en blijkt niet zozeer mooi als wel bekoorlijk. Helaas komt ze voornamelijk om een goed woordje voor Edu te doen en deze laat zelfs vragen of hij weer langs mag komen, maar daarvan kan, gezien zijn heimelijk vertrek in november van het vorige jaar, natuurlijk niets komen.

Toch blijft Multatuli ook in depressieve buien iemand die - indien gewenst - anderen gemakkelijk voor zich in kan nemen. Ook Majoor Bernhold is dadelijk voor hem gewonnen, blijkens een brief van 1 augustus waarin voor het eerst de formele toon van de militaire vormelijkheid wegvalt.

In juni rijpt het plan Coentje Haspels terug te sturen naar Nederland: hij is (curieus eufemisme) ‘onbevattelyk’ en mist de inwendige prikkel tot leren. Een dergelijke intellektuele apathie is Multatuli volledig vreemd, ook al omdat het strijdt met zijn opvattingen over leergierigheid als de natuurlijke aanleg van elk kind. Als het besluit eenmaal genomen is, wordt er ook haast mee gemaakt en Coenraad vertrekt tenslotte op 23 juni.

In oktober zijn er al weer onmiskenbare tekenen dat Tandem verloopt. Aart Admiraal vermeldt dat hij makkelijker sympathisanten dan vaste kontributanten vindt. Maar al een paar maanden eerder is er sprake van plannen voor een nieuwe toernee in het najaar. Zo slecht is een en ander blijkbaar toch niet bevallen.

Ook nu weer lijkt Funke degene die de ware toon weet te vinden. Op 5 oktober kondigt hij nieuwe plannen aan die zeker ook de bedoeling hebben Multatuli te vleien en op te beuren; en dat alles aangevuld met zinsneden die welhaast een smeekbede inhouden om weer geld te mogen sturen.

Hoezeer deze brief doel heeft getroffen blijkt wel uit de toon van het prompte antwoord. In december komt trouwens opnieuw aan het licht hoezeer de uiterst royale gebaren van de uitgever beantwoord worden door de uiterst loyale tegemoetkoming van de schrijver.

Maar andere brieven, zoals die aan neef August (van 29 oktober) geven een scherp beeld van de nog dikwijls futloze stemming, niet alleen door de moedeloze inhoud, maar meer nog door de kleurloze stijl, het krachteloze handschrift en de vele verschrijvingen. Toch meldt Mimi op 2 december aan het echtpaar Bruinsma dat het dieptepunt van deze zomer nu wel voorbij is. Maar tekenend voor de lusteloosheid van de afgelopen periode is dat zij de brief van Hilda Bruinsma aan haarzelf, ingesloten in een brief van Vitus aan Dek, nooit in handen heeft gekregen!

Wat Multatuli desondanks in deze maanden voor de drukpers gereedmaakt is niet eens zo heel weinig: de tweede druk van Ideën, bundel VI, is gekorrigeerd met tal van wijzigingen en aanvullin-gen. Ook werd voor Waltman de tweede druk van Millioenenstudiën persklaar gemaakt, waarin overigens vrijwel geen van de voorgenomen herzieningen wordt verwerkt. Multatuli belooft Waltman een apart te publiceren katern noten.

De tweede druk van Specialiteiten waaraan al vanaf 1875 was gewerkt, komt gereed (en in '79 op de markt), hoewel het tijdsverloop haast onoverkomelijke moeilijkheden veroorzaakte. Multatuli had de tekst namelijk al dadelijk in 1875 voor herdruk gereedgemaakt door een groot aantal nootcijfers in te voegen. Bij de inmiddels herdrukte tekst moest hij nu de destijds beoogde aantekeningen produceren, maar vaak herinnerde hij zich niet meer welke uitweidingen hem destijds voor ogen gestaan hadden. Pas toen Waltman besloot de nootnummers uit het zetsel te laten verwijderen, kwam het werk weer op gang. De reeds geschreven aantekeningen werden grotendeels in de hoofdtekst van de tweede druk verwerkt, zodat daarin vier nieuwe hoofdstukken en tal van kleinere toevoegingen zijn opgenomen. Op 16 december wordt de kopij voor deze uitgave afgesloten. Opmerkelijk is de felle stellingname tegen Busken Huet in deze nieuwe druk van een werk dat toch eigenlijk alleen algemene menselijke zwakheden beoogt te hekelen.

Kleine Wouter, duidelijk het grote lichtpunt in deze periode, groeit voorspoedig op. Natuurlijk is zijn al aangeleerde duits van invloed op zijn taalgebruik nu hij nederlands leert spreken, wat tot amusante kromme zinsbouw leidt; toch begint Dekker zich al weer te kwellen met de vraag of 't kind wel intelligent is...

In november blijken de plannen voor een tweede voordrachtentoernee verschoven naar het volgende voorjaar en ook nu weer is de noodzaak klemmend, want er is door Haspels en Bos al f 1300, - voorschot betaald. Dit jaar doet Multatuli een voorstel voor een serie nieuwe opvoeringen van Vorstenschool waarin hij als extra attraktie zelf de rol van Schukenscheuer wil spelen. Het ligt in de bedoeling dat Mimi en Wouter mee zullen reizen naar Nederland, voornamelijk om de familie kennis te laten maken met de pleegzoon. Maar het blijft voorlopig, ook op financiële gronden, onzeker of het er werkelijk van komen zal.

HvdB.