Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

8 augustus 1877

van

Multatuli

aan

Vitus Bruinsma, H. Bruinsma

 

deze brief in handschrift

download handschrift

Volledige Werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877 (1987)

terug naar lijst

8 augustus 1877

Brief van Multatuli aan Vitus en Hilda Bruinsma. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)

De brief, die op 7 augustus werd begonnen, is onvolledig bewaard gebleven.

Wb. 7 Aug 1877

Beste Vitus en Hilda! Reeds voor drie dagen ontvingen wy uw beider briefjes die ons natuurlyk zeer groot genoegen deden. We vinden dat Hilda schryft... zoo als ze er uitziet en is, namelyk: snoepig.

Dat ik niet terstond antwoordde, had, als alles in de wereld, z'n oorzaak, en zelfs - wat niet alle dingen hebben - 'n reden. Ik heb u 'n uitvoerigen brief te schryven. [1.] Zie 27 augustus '77. Misschien wordt het wel 'n vertoog of 'n verhandeling, en daarover zat ik te peinzen. Eigenlyk behoor ik me daarmee te haasten, want 'n mensch van 57½ jaar heeft niet veel tyd meer voor zich. De zaak betreft 'n plan of voorstel - och, ik zie tegen 't ontwikkelen daarvan op als 'n kind tegen 't kiestrekken. Maar wat moet, moet! Ja, beste Vitus, 't betreft financieele hulp. Dat gy niets liever wilt dan dat, bleek me herhaaldelyk uit uw spreken, en nu uit uw veel te groot geschenk. Ge kunt begrypen hoe me dat roerde! Maar juist omdat ge te veel deedt (of liever: óók daarom!) en omdat dit niet weer gebeuren moet, en omdat, omdat, omdat - och, 'n zee van omdatten! Nu, al die omdat 's komen in 't stuk dat eerstdaags volgt.

Intusschen hartelyk dank voor uw edelmoedigen bystand, beste kerels! (Kerels in 't meervoud, omdat de chef van 't huishouden wel degelyk in de zaak begrepen is!) Ik erken dat uw fideele hulp best tepas kwam, want ook over geldelyke zaken had ik verdriet toen ge hier waart. Toch was dit niet de eenige reden van zekere smart die me nu-en-dan overweldigde, en waarover ik me niet geheel volledig uiten kan. Hoe dit zy, al zyn niet alle verdrietelykheden met geld uit den weg te ruimen, 't scheelt toch veel of men by ander verdriet, nog geldgebrek heeft bovendien. In de fransche romans van de ordinaire soort, laten de schryvers hun door smart verteerde helden op-eens naar Italie verhuizen, of 'n villa koopen aan 't een of ander Zwitsersch meer. En zelfs de deftige geschiedenis (d.i. de boekjes waarin de geschiedenis heet verteld te worden) ook daarin neemt men 't gewoonlyk heel luchtigjes op met de dagelyksche eischen van 't leven. De helden die zooeven naakt en bloot op straat stonden, gaan eventjes naar 'n ander land, stichten 'n stad, werven legers, veroveren koninkryken, alsof 't niemendal was. In d'ouden tyd schynt dat alles minder moeite in gehad te hebben, dan tegenwoordig om aan 'n paar kousen te komen. Maar daarover later. Vandaag eerst 'n weerklankje op uw beider brieven.

Wel, Hilda aan 't ‘huishouden’ en aan 't ‘zelf beslissen’. Zeker heb je al 1000 kilo notenmuskaat gekocht om Vitus te onthalen op z'n lievelingsspecerei?

8 Aug.

Ook dit vodje is alweer 'n dag blyven liggen. Door velerlei omstandigheden wordt me als 't ware telkens de pen uit de hand getrokken. Tot het wèl beschryven daarvan, zou in de eerste plaats noodig zyn dat... de pen me niet uit de hand werd geslagen. 't Is wel jammer, geloof ik, want ik zou nuttiger werkzaam kunnen zyn als ik wat meer rekenen kon op stemming, en de zekerheid dat dit niet kan, is reeds op zichzelf 'n stoornis. Toch moet ik erkennen dat ik ook veel goeds geniet. M'n vrouw doet het mogelyke om my kalmte te verschaffen, en m'n gezondheid is redelyk, jazelfs byzonder goed als ik naga wat ik leed en nog lyd. Ik weet dat sommigen dit maar gedeeltelyk aannemen, en 't ligt in de reden dat men, zóó aan leugens gewoon, afgeleerd heeft waarheid te begrypen. Ook bezitten zy die my verdenken van koketteeren met smart (och, ik heb juist altyd zoo'n grooten lust om vrolyk te zyn!) nu, zy bezitten al de gegevens niet om myn gemoed te beoordeelen. Toch vind ik dat het weinige dat men wel van me weet, 'n voldoende grond zou opleveren om te begrypen dat ik veel verdriet heb. Maar basta daarvan voor vandaag! Ik herinner me dat ik gister toen ik afbrak by die muskaatnoten, aan Hilda vragen wou, eens goed opteletten hoeveel poëzie er kan worden

{ gehaald uit toegepast op } 't zoogenaamd nietige, nu in haar geval: { uit op }

't ‘huishouden’. Hoe flinker zy 't zoogenaamd-hoogere aandurft, hoe meer ze zal inzien dat het zoogenaamd-lagere evenveel waarde heeft. Juist dit moet de vrucht zyn van de ontwikkeling ‘der vrouw’. (Ik vind dit woord, zóó gebruikt, altyd zoo gek. Net of ‘de vrouw’ geen mensch is!) Noch poëzie, noch wysbegeerte hangen af van 't onderwerp dat men behandelt, ze ontstaan uit de wys waarop men alles opvat. De luî die in valsche poëzie doen, en zich opdringen dat ze zoo graag in de wolken wilden wonen (waar 't kil en nat is, dunkt me) weten dat niet, of houden zich alsof ze 't niet weten.

Gut, ik had schik in 't woord ‘hysteren’ [2.] hysteren: (spr. uit: hijsteren) (West-)fries voor rommelen, onrust veroorzaken.. Mies kende 't niet, maar ik wel, want m'n moeder gebruikte het ook. Sedert m'n kindsheid had ik 't niet gehoord. Maar ik meende dat het meestal in onaangenamen zin werd gebruikt, en zóó bedoelde Hilda 't niet. Is: ‘struinen’ (= gedurig 't een of ander uit den weg of terechtzetten, onafgebroken bezig zyn met allerlei kleinigheden) ook friesch? M'n moeder gebruikte dat woord, maar misschien was 't eigenfabriekswerk.-

Je kunt begrypen hoe bly ik was uit jelui schryven te zien dat je met genoegen hier geweest was, en juist ontving ik brieven van Mimi's zuster (die zooals je weet 'n paar weken by ons was) in gelyken geest. Ik moet dus wel gelooven dat ik nog niet zoo miserabel ben als ik my in oogenblikken van zwartgalligheid wel eens voorstel, en - dat ik nog nut kan doen. Juist daarom ook moet ik me nu eens inspannen om wat meer geregelde orde te brengen in 't oefenen van invloed. Het: ‘en Jezus zeide’ heeft me altyd gehinderd, of ten-minste bevreemd. Hy zag 'n vygenboom en... ‘zei iets’. Men sprak hem aan en... ‘hy zei iets’. Aangenomen nu, dat die vygenboom daar eens niet gestaan of dat men hem niet aangesproken had, zou dan de wyzigheid die hy by die gelegenheid te verkondigen had, achterwege zyn gebleven? In één woord, ik vind niet de minste methode in Jezus' leerwyze. Vandaar dan ook dat verreweg de meeste zaken die hy als zedelyke wetgever had moeten behandelen niet door hem aangeroerd zyn. Al ware alles goed en bruikbaar wat-i gezegd heeft, dan nog zou men 't recht hebben te klagen over verregaande onvolledigheid. Een persoon die zonder ooit iets van hem vernomen te hebben, overigens beschaafd en ontwikkeld was, zou verbaasd staan dat men de verwarde, onsamenhangende, soms kinderachtige en ongerymde uitspraken van Jezus heeft [3.] heeft: oorspr. stond er had. kunnen opdringen als zedelyk wetboek, als wegwyzer tot volmaking, als gids tot geluk? Men moet van kindsaf gebiologeerd zyn door klank en vrees voor spoken (Gods eigen zoon, hu!) om dit niet intezien.

Och, maar ook daarover wou ik nu niet schryven! Ik klaag over gebrek aan methode, en schryf zelf verward. Maar... ik machtig niemand dit briefje uittegeven voor evangelie. Dit verontschul-digt 'n beetje, dunkt me, en zoo'n [4.] zoo'n: oorspr. stond er dit. excuus mag voor Jezus niet gelden, als ten minste de evangelien geloofwaardig zyn. Hy gaf zich uit voor ‘de weg, de waarheid en het leven!’ Toch zien we [5.] zien we: oorspr. stond er blykt uit. nergens dat-i 't minste besef had van natuurkunde. Hy bleek dus 'n vreemdeling te zyn in de werkplaats van z'n voorgewenden vader.-

Max is altyd even... lastig. Nooit weer 'n hond in huis! En 't ergste is dat ik er niet veel van zeggen mag, omdat ikzelf dapper heb meegeholpen aan 't bederven. Overigens is 't na uw vertrek stil in ons woninkje. Mies (....)